“Een laatste getuige”
Ze worden met de dag zeldzamer. Zij die het hebben meegemaakt en nog kunnen navertellen hoe het was. De vervolging van actieve democraten, de marteltochten naar en de behandeling in de Duitse concentratiekampen. Jan was nog één van die weinigen. Tijdens zijn opleiding tot onderwijzer aan de Stedelijke Normaalschool te Antwerpen, nam hij reeds intensief deel aan de anti-fascistische strijd op het einde van de jaren dertig. Hij vervoegde al vroeg de communistische jongeren die een radicale actie voerden tegen het rechtse extremisme en tegen de dreigende oorlog. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hij onmiddellijk na de bezetting van het land door de Duitsers, in de rangen van het verzet, de anti-fascistische strijd voortzette en de strijd voor de herovering van de onafhankelijkheid van het land als opgave stelde. Aan de vooravond van Wereldoorlog II leerde hij Maria Verstappen kennen bij de communistische jongeren en samen zouden zij onafscheidelijk verbonden blijven in hun streven voor een rechtvaardiger wereld, een wereld die socialistisch getint zou zijn. In januari 1943 werd hij, – na een kortstondige arrestatie door de SS in augustus 1942, – definitief opgepakt en op transport gesteld naar de vreselijke kampen van Breendonk, Vucht, Natzweiler, om uiteindelijk in het beruchte Dachau te belanden, waar hij bevrijd werd in mei 1945. Maria Verstappen, onderging hetzelfde lot en belande in het vrouwenkamp van Ravensbruck.
Na een herstelperiode van beiden hernamen zij hun activiteit en in een reeks van vrijzinnige, anti-fascistische en vredesorganisaties. Ook de communistische partij bleef voor hen beiden de ka-talisator van hun vooruitstrevende gedachten, zoals dat een algemeen verschijnsel was van vele anti-fascisten en vredesstrijders.
Deeluitmakend van een vredesdelegatie naar een internationaal congres te Londen, in de tweede helft van de jaren ’40, zou Jan de toegang tot het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk ontzegd worden, niettegenstaande hij voor zijn weerstandsdaden tegen de Duitse bezetter.vereremerkt werd met een hoge Engelse onderscheiding. Het mocht echter niet baten en het grondgebied bleef hem ontzegd. Het was reeds een voorsmaakje van de “koude oorlog” sfeer die erop zou volgen en de heksenjacht tegen vooruitstrevenden. Door dik en door dun zou Jan onverdroten de strijd voortzetten, gehard als hij was in de anti-fascistische strijd en de pijnlijke ervaringen opgedaan in de concentratiekampen. Niettegenstaande de veelvuldige taken die hij op zich nam, gelukte hij er nog in het regentaat te behalen en een agre-gaat om les te geven in het Italiaans aan het Stedelijk Instituut voor talen hetgeen hij vele jaren plichtsbewust zou vervullen.
Als leraar moraal was Jan verbonden aan het Stedelijk Instituut voor Sier-kunsten en Ambachten te Antwerpen. Deze professionele bezigheid wist hij op een hoogstaande wijze te verbinden met zijn rijke ervaring en zijn eigen ge-dachtengoed zonder ooit zijn eerbied voor andermans gedachten in het gedrang te brengen.
Zijn gedachtengoed zou hij tot zijn laatste snik met hardnekkigheid blijven verdedigen als het recht op zijn persoonlijke vrijheid.
Ook als jeugdschrijver maakte hij zich zeer verdienstelijk. Zijn verhalen werden uitgegeven in de reeks “Historische Bibliotheek” van de Sikkel. Ook in deze literaire uitingen kwam zijn drang tot opvoeden van de jongeren in een brede geest van verdraagzaamheid en wederzijds begrip zonder vooroordelen, tot uiting.
Deze weg zou hij voortzetten door lange tijd zijn medewerking te verlenen aan de schoolradio van de voormalige BRT.
De radiouitzendingen van het Humanistisch Verbond werden eveneens jarenlang door hem verzorgd. Zijn thema’s waren steeds gericht tegen alle autoritaire uitingen, voor verdediging van de democratie en van de officiële school. De strijd van Jan is gelukkig niet helemaal zonder resultaten gebleven zodat hij nog getuige is geworden van de gedeeltelijk legalisering van abortus en de grondwetswijzigingen inzake de vrijzinnigheid, evenals de wetgeving op de privémilities (rechtse knokploegen) heeft meegemaakt. Deze activiteiten werden dan nog aangevuld met zijn veelvuldige geschriften in “Front” het nationaal blad van het OF, “Verzet” het periodiek blad van het Anti-Fascistisch Front, “Bevrijding” het vakbondsblad van ACOD-Onderwijs, die meestal aangevuld werden door voordrachten die in verband stonden met zijn geschriften.
Zo ook was “Vrede” een van zijn geliefkoosde tijdschriften warin hij steeds op een beredeneerde manier zij standpunten kon uiteenzetten die altijd streefden naar een verbreding van de Vredes-strijd.
Van zeer nabij volgde hij de werking van de vzw JEUGD en Civisme die met de inrichting van een jaarlijks prijs, baanbrekend werk levert om de burgerzin bij de jongeren op te voeren in de verschillende schoolnetten. Als voorzitter van het Onafhankelijk-heidsfront regio Antwerpen, vervulde hij ontelbare malen de taak een gelegenheidstoespraak te houden voor overleden politieke gevangenen of op hulde-plichtigheden.
Zo ook op 16 juli, de dag van zijn eigen uitvaart, diende Jan, naar jaarlijkse gewoonte de herdenkingstoespraak te houden voor de door de Duitse bezetter vervolgde en overleden scheeps-herstellers.
Als erkentelijkheid voor zijn inzet en vooral omdat Jan tot de laatste getuige behoorde, werd door zijn vroegere school, een videofilm gerealiseerd door de leerlingen en hun leraars, waarin een uitstekende reportage en interview met Jan werd uitgewerkt over zijn belevenissen als verzetstrijder, als kampge-vangene en anti-fascistische militant. Het Stedelijk Instituut, in samenwerking met de Vrienden van het Vredes-centrum Antwerpen organiseerden een prestigieuze huideavond in het Vredescentrum, waarop enkele honderden vrienden, kennissen en gewezen collega’s aanwezig waren. In het Crematorium werd een ontroerende afscheidsrede gesproken door Piet Kemzeke, eredirecteur van SISA, mo-raalconsulent en oud-collega van Jan. Michel Vanderborght, namens het Onafhankelijkheidsfront, belichtte voornamelijk het werk in het verzet en de inspanningen, om op de gevaren van het rechtse extremisme, de hoofdaandacht te vestigen.
Tot verrassing van de aanwezigen werd de plechtigheid afgesloten met de mooie lichte baritonstem van Jan. Voor een rechtsstaande zaal werd het lied van de “Moorsoldaten” op de zo aangevoelde manier door Jan gezongen, hetgeen vanzelfsprekend emotioneel werd ervaren bij dit afscheid. Ingetogen werd Jan bijgezet op het ereperk van de politieke gevangenen van de begraafplaats Schoonselhof. De “Eed van Buchenwald” die Jan gezworen heeft werd door hem strikt en overtuigend beleefd. Moge velen onder de levenden een voorbeeld zien in de verheven taak die Jan vervuld heeft. Onze wereld zou er veel beter door worden.
L. Roth