Over duiven en haviken

Aan het slot van de vorige “Uitkijk” schreef ik, bij wijze van conclusie, het volgende (neem me niet kwalijk dat ik mezelf citeer): “Een oorlog breekt niet noodzakelijk uit omdat beide partijen of één van beide partijen een oorlog willen. Vaak ontstaat een oorlog omdat er een escalatie van spanningen ontstaat die op een gegeven ogenblik niemand nog beheerst. Het is zoals een weggeworpen lucifer een bosbrand doet ontstaan”.

Deze woorden waren nog niet eens gedrukt, toen uitlekte dat we tijdens de Kosovo-operatie aan de rand van een wereldoorlog hebben gestaan. Toen de Russen vroegtijdig het vliegveld van Pristina bezetten, gaf de opperbevelhebber van de NAVO-strijdkrachten, de Amerikaanse generaal Clark, toe dat hij de KFOR-commandant Jackson HET BEVEL HAD GEGEVEN met geweld de Russische troepen van het vliegveld te verjagen. Jackson weigerde het bevel uit te voeren met de woorden: “Ik ben niet bereid de Derde Wereldoorlog voor u te beginnen”.

Dit verhaal is niet afkomstig van een op sensatie beluste journalist (journalisten zijn altijd “op sensatie belust” als ze iets te melden hebben wat de een of andere autoriteit niet zint). Het verhaal komt van generaal Clark zelf. Hij weet verder ook te melden dat er achter de schermen “een veldslag tussen haviken en duiven” woedde die tot grote spanningen leidde binnen de NAVO. We wisten het al, maar zo horen we het nog eens uit de mond van iemand anders. Men kan dit verhaal als een laattijdige voetnoot bij de vorige “Uitkijk” beschouwen, of als een inleiding tot enkele overwegingen die ik hier ten beste wil geven in verband met de vragen die men kan stellen over militair ingrijpen. Een eerste vraag die men kan stellen, luidt: is militair ingrijpen ooit verdedigbaar? (Ik wil het hier niet hebben over de vraag of een land zich mag verdedigen tegen militaire agressie van een ander land.) Extreme pacifisten zullen misschien zeggen: neen. Dan moeten ze wel beseffen ze de oorlogsverklaring van Frankrijk en Engeland tegen nazi-Duitsland moeten afkeuren. Ook als men ervan uitgaat dat de oorlogsverklaring van de beide landen op de eerste plaats ingegeven was door zelfbehoud en dus door eigenbelang (en niet door het lot van de Polen), dan nog zullen ook gematigde pacifisten of anti-militaristen moeten erkennen, dat een oorlog tegen Hitler onvermijdelijk was. De vaststelling dat er bij oorlogvoering ook eigenbelang in het spel is, kan dus niet gelden als argument om elke oorlog zonder enige beperking of nuancering af te wijzen. Wat men wél kan zeggen is, dat eerst alle andere middelen (diplomatie, politieke en/of economische druk, enz.) uitgeput moeten zijn.

Stel dat alle andere middelen uitgeput zijn, dan blijven er toch nog enkele vragen.

Een eerste vraag is deze. Kan het conflict waarmee we geconfronteerd worden, met militaire middelen worden opgelost? Dat beketent dat men, na een militaire overwinning, ongeveer (en liefst precies) weet, hoe men de politieke, economische en sociale problemen die zich daarna stellen wil oplossen. Men kan met de vraagstelling nog een stap verder gaan en de vraag opperen, of men de oorzaken die aanleiding hebben gegeven tot militair ingrijpen nog niet verergert juist door dat militaire ingrijpen. Kosovo is een goed voorbeeld. De Kosovaren zijn nooit zo gruwelijk behandeld als juist tijdens de oorlog, en nu die oorlog voorbij is, zijn het de Kosovaren die etnische zuivering houden. Een tweede vraag die gesteld moet worden als men dan toch tot militair ingrijpen beslist, is: op welke manier grijpen we militair in? Die vraag moet niet alleen gesteld worden met betrekking tot de meest doeltreffende manier van ingrijpen, maar ook met betrekking tot de situatie die zal volgen na het beëindigen van de oorlog. Ook hier is Kosovo het schoolvoorbeeld van hoe het niet moet. De gewezen Britse generaal Sir Michael Rosé heeft in augustus daarover vernietigende uitspraken gedaan. “Je kunt ingewikkelde politieke, humanitaire en militaire problemen niet oplossen vanaf vijf kilometer hoogte”. Hij trok heftig van leer tegen Clinton en Blair, die, nog vóór de bombardementen begonnen waren, verklaarden in geen geval grondtroepen te zullen inzitten. Er mocht namelijk geen enkele NAVO-soldaat sneuvelen.

Het economische dwangbuis waarin de grote internationale instellingen als IMF en Wereldbank talloze arme landen hebben geperst is een belangrijke factor in conflicten die een etnische dimensie hebben maar die vaak een economische achtergrond hebben.

Let wel, generaal Rosé was geen tegenstander van militair ingrijpen in de gegeven situatie. Hij vond het alleen een ondoelmatige wijze van ingrijpen. Het Servische leger is intact gebleven. Milosevic is nog aan de macht. Het land is grotendeels verwoest- En de etnische problemen zijn niet opgelost. De hele operatie is dus zowel militair als humanitair een flop, niet omdat er iets misgelopen is, maar omdat alles heel precies verlopen is zoals men kon verwachten. Los van de doeltreffendheid van een “humanitair” ingrijpen met wapengeweld, rijst vervolgens de vraag: waar en wanneer moet men om humanitaire redenen ingrijpen? De wereld is rijk aan gewapende conflicten met alle gruwelen die ermee gepaard gaan. Sommige ervan hebben kortstondig de actualiteit beheerst. Andere, zoals de nu al dertig jaar durende burgeroorlog in Angola, blijken nog nauwelijks nieuwswaarde de hebben. Als het westen overal ter wereld met de wapens wil ingrijpen waar humanitaire doeleinden na te streven zijn, betekent dit in feite een constante voet van oorlog in tenminste twee of drie werelddelen. Dit betekent dat de westerse landen hun militaire budgetten met, laten we zeggen, tien moeten vermenigvuldigen, en dat opnieuw een algemene dienstplicht (liefst van twee jaar) moet worden ingevoerd om genoeg soldaten te hebben om overal ter wereld te gaan vechten. Een maatschappij die zoiets zou doen, zou zichzelf vernietigen. Dat gebeurt natuurlijk niet. In de meeste gevallen kijken we dus toe. Af en toe hebben de westerse leiders eens een moralistische oprisping.

Dat is dan hypocrisie. Want het westen kijkt niet zomaar toe. Het levert zijn bijdrage. Om te beginnen levert het voor een groot deel de wapens waarmee gevochten wordt. Soms gaat het nog verder en worden volksgroepen opgestookt om te vechten. De burgeroorlog in Angola is ontstaan omdat Amerika en Zuid-Afrika het post-koloniaal politiek regime van Angola te links vonden en daarom massa’s wapens hebben gegeven aan een dolle hond die Savimbi heet. De Belgische FN-fabriek verkocht licenties aan Zuid-Afrika, vooral van lichte wapens dus, waarmee het apartheidsregime de eigen burgers terroriseerde en doodschoot. FN verkocht ook licenties aan Indonesië en met die wapens kon Soeharto tienduizenden Oost-Timorezen laten vermoorden en de moordenaarsbendes uitrusten die Uno-troepen nu proberen te ontwapenen.

Maar er zijn niet alleen de wapenleveringen. Het economische dwangbuis waarin de grote internationale instellingen als IMF en Wereldbank talloze arme landen heb-

ben geperst is ook een belangrijke factor in conflicten die een etnische dimensie hebben (of niet hebben) maar die, als men de grond van de zaak wil blootleggen, vaak een economische achtergrond hebben (en ik druk me voorzichtig uit). Natuurlijk moeten we het westen niet met alle zonden van Israël beladen. Die arme landen zijn ook geen doetjes (waarom zouden ze meer doetje zijn dan wij?) en vele ervan hebben akelige dictators. Sommige daarvan hebben we trouwens zelf aan de macht geholpen of met alle middelen gesteund zodra ze aan de macht waren, uit eigenbelang. Alleen wanneer zo’n dictator, dan ineens iets doet wat niet in ons kraam past, worden ze gediaboliseerd en wordt hun land uitgeroepen tot “schurkenland”. Ach, u weet nog wel wat die Amerikaanse staatsman (wie was het ook alweer) ooit eens zei: “Natuurlijk is het een smeerlap, maar het is ONZE smeerlap”.

W. Courteaux