Turkije aan de vooravond van de verkiezingen

In Turkije stapelen de politieke crisissen zich op. Eind vorig jaar viel het kabinet Yilmaz over een corruptie-affaire. Sinds de verkiezingen van december 1995 is daarmee al de derde regering de revue gepasseerd. Bülent Ecevit van de DSP (Democratisch Linkse Partij) is er met veel moeite in geslaagd een overgangskabinet te vormen, dat het land naar nieuwe verkiezingen (18 april) moet leiden. Het belooft een woelig jaar te worden. We zetten de knelpunten op een rij.

1.  Corruptie en maffia

Al jaren wordt het land geplaagd door corruptieschandalen. Nagenoeg elke toppoliticus lijkt ‘vuile handen’ te hebben. Oud-premier Tansu Ciller spant daarbij de kroon. Zij zit verwikkeld in allerlei corruptiezaken en wordt beschuldigd van betrokkenheid met de georganiseerde misdaad. Deze gehaaide ‘Turkse Thatcher’ is tot nu toe altijd de dans ontsprongen. Dat kan niet gezegd worden van partijgenoot en voormalig minister van binnenlandse zaken, Mehmet Agar. Dit voormalig hoofd van de politie van Istanbul, blijkt mee een geheime cel te hebben opgezet, met als doel opposanten te vermoorden. Premier Mesut Yilmaz is dan weer moeten aftreden als gevolg van onregelmatigheden bij de privatisering van een zakenbank. Hij en zijn minister van economie, Gunes Taner, worden beschuldigd een onrechtmatige lening te hebben geregeld voor een zakenman met maffiaconnecties. Een klassiek voorbeeld van de maffiainvloed is het geval Ferruh Tankus. Dit hoofd van het narcoticabureau in Istanbul is van zijn post ontheven, nadat hij verschillende hoge politiefunctionarissen in Istanbul beschuldigde door drugsbaas Sultan Dogan te zijn omgekocht, bij wie 375 kg heroïne is gevonden.

Dat soort berichten haalt nagenoeg dagelijks de pers. Maar verder lijkt er weinig mee gedaan te worden. En dat weegt op het politieke bestel.

2.  Extreem-rechts

In corruptiedossiers duikt steevast de naam op van de Grijze Wolven,  de

stoottroepen van de fascistische partij MHP. De Susurluk-affaire en alles wat daarop volgde heeft duidelijk gemaakt dat ze tot in de hoogste kringen van regering en leger zijn geïnfiltreerd, over aanzienlijke invloed beschikken en doodseskaders en contraguerrilla bevolken. De macht van extreem-rechts bleek al in 1997 tijdens de begrafenis van MHP-leider, Alparslan Türkes, ex-kolonel en gewezen woordvoerder van

de coupplegers van 1960. Tal van politici uit regering en oppositie bevolkten de begrafenisplechtigheid van deze Hitler-fan. Tansu Ciller, toen minister van buitenlandse zaken, eerde hem zelfs als een groot staatsman. Tijdens de opgehitste crisis met Syrië in september/oktober 1998, n.a.v. de aanwezigheid van PKK-leider Öcalan in Damascus, kon de MHP volgens een opiniepeiling op bijna 15 % van de stemmen rekenen. Dat is bijna een verdubbeling van het vorige kiesre-sultaat. De MHP vormt de meest onderschatte (zwarte) schaduw op de volgende verkiezingen. Zij speelden nochtans een belangrijke rol bij de staatsgrepen van 12 maart 1971 en 12 september 1980.

3. Het leger

Minstens één keer per maand komt de door het leger gedomineerde Nationale Veiligheidsraad (MGK) samen, om de actuele politieke ontwikkelingen te bespreken. De verklaringen achteraf zijn een soort directieven waaraan de regering zich best houdt (volgens de grondwet moet aan de ‘adviezen’ van de MGK ‘prioriteit’ gegeven worden). De MGK bepaalt sinds haar installatie in 1960 de grenzen van de politiek. Het is de MGK die er voor gezorgd heeft dat premier Necmetin  Erbakan  in   1997

moest aftreden, en dat zijn islamitische Refah-partij, de grootste partij in het parlementair halfrond, werd verboden en ontbonden. In een deel van de Koerdische regio, waar al jaren de noodtoestand heerst, oefenen zij rechtstreeks de politieke controle uit via de militaire super-gouverneur in Diyar-bakir. De regering heeft er niets in de pap te brokken.

4. De Koerdische kwestie

De affaire Öcalan heeft het land op stelten gezet. Het Turkse regime en het leger zijn onwrikbaar. Zij blijven zweren bij de harde militaire aanpak waarbij mensen worden vermoord en Koerdische dorpen ontruimd. De militairen zijn als de dood voor de aanwezigheid van een pro-Koerdische partij in het parlement. Vandaar dat vroeger reeds een kiesdrempel van 10% werd ingesteld. De komende verkiezingen van 18 april omvatten ook gemeenteraadsverkiezingen. Dit betekent dat er gegarandeerd burgermeestersjerpen in handen van HADEP zullen vallen. Vandaar dat de Turkse procureur-generaal, Vural Savas, een 56 pagina’s tellende acte van inbeschuldigingstelling bij het grondwettelijk hof heeft ingediend. De procedure moet leiden tot een verbod van HADEP. Eerder deed hij dat al met succes tegen de islamitische partij Refah.

5. De islam

Het leger draagt zelf een grote verantwoordelijk voor het succes van de islamisten. in de jaren zeventig heeft het leger het vak islam in de scholen geïntroduceerd. Daarnaast richtten ze 12.000 koranscholen op. Het verbod van Refah in 1997, in feite de vierde staatsgreep sinds de Tweede Wereldoorlog, heeft de islamisten niet genekt. Meteen na het verbod werd een nieuwe partij opgericht, de Partij van de Deugd (FP). Zij lijken opnieuw op een verkiezingsoverwinning af te stevenen. Het leger zoekt wanhopig naar een manier om het succes, van deze overigens maar half zo fundamentalistische islamisten, te stuiten. Ludo De Brabander