Tamagotchi in ademnood

Azië – Japan

Als de media het over Japan hebben gaat het meestal over economie of elektronisch speelgoed. De economische situatie is ooit wel beter geweest en de Tamagotchis liggen ergens verloren in de speelgoedmand. Laten we een en ander even van naderbij bekijken.

De economische ontwikkeling

Japan heeft in de naoorlogse geschiedenis slechts twee keer een daling gekend van het Bruto Nationaal Product. De eerste keer in 1974 na de oliecrisis en nu sedert 1997. Door de verhoging van de verbruikerstaks boven 5% en door de hogere kosten voor de gezondheidszorg daalde het privé-ver-bruik. Daarbij komt dan nog de vertrouwenscrisis in het bankwezen. De meeste Japanse banken hebben zich nog niet van hun dubieuze kredieten kunnen ontdoen, die ze tijdens de hoogconjunctuur hadden opgehoopt. Reeds in 1991 en 1992 kenden we daardoor een crisis in de «bubble economy» (beurs- en speculatieve kringen- red.). De immobiliënprijzen waren zo onvoorstelbaar hoog dat de boel ineenstortte. Dat beleven we nu opnieuw. Het heeft ook van doen met het gebrek aan controle. Slechts 23% van de aandelen zijn niet in handen van banken of ondernemingen. Die banken en ondernemingen zijn dermate met mekaar vervlochten dat er haast geen controle meer is. Vandaag werkt men aan een herstructurering van de banksector, maar er zullen nog veel conflicten en faillissementen volgen.

Bovenop deze binnenlandse situatie krijgen we dan de «Aziatische crisis». In 1994 ging er nog 40,5 miljard dollar investeringen naar landen ais Indonesië, Maleisië, Zuid-Korea, Thailand en de Filipijnen. In 1996 was dat zelfs 92,8 miljard dollar, maar in 1997 vielen de buitenlandse investeringen terug naar 12 miljard US-dollar. Japans aandeel hierin is behoorlijk groot. Vooral sedert het akkoord van 1985 tussen USA en Japan kwamen er reuze directe investeringen vanuit Japan naar deze landen. De VS dwongen Tokio tot deze overeenkomst in de periode toen Washington een groot tekort in haar handelsbalans kende. De yen verloor toen zo’n 30% tegenover de dollar. Bij de ineenstorting van de Aziatische markten wordt Japan dus rechtstreeks zwaar getroffen.

De VS hebben de Japanse bankcrisis uitgebuit. In Der Spiegel (46/1998) zei de Japanse politicus Shintaro Ishihara daarover het volgende: «In het kader van de globalisering van de financiële markten beslist Washington dank zij de macht van de dollar over wat als «free and fair» geldt. Het is duidelijk dat de VS in het casinokapitalisme via de vroegtijdige liberaliseringen van hun eigen financiële markt, de plak zwaaien. Mocht men de winstgerichte Amerikaanse Standard in Azië invoeren, struikelt onze economie zoals een maïtres-se wiens voeten zijn vastgebonden. Ook ik ben voor faire regels. Dat de Amerikanen het niet fair houden, bewijst het faillissement in november 1997 van Yamaichi, toen Japans vierde grootste makelaar. Eerst onderhandelden Noord-Amerikaanse makelaarsondermemingen zoals Merril Lynch om Yamaichi over te nemen. Toen ze dan kennis namen van Yamaichi’s schulden, wijzigden ze hun strategie. Het zou goedkoper zijn Yamaichi op te slokken als het eerst kapot is gemaakt. De VS-rating bureaus Standard & Poor en Moody’s kelderen vervolgens Yamaichis plaats in de ranglijst: de ondergang is bezegeld. Later wordt dan een groot deel van het filiaalnetwerk van Yamaichi door Merril Lynch openlijk overgenomen. Dat Yamaichi-directeur Shohei Nozawa in het openbaar weende, was eigenlijk uit zuivere ontsteltenis over de koude brutaliteit van de Amerikanen». Ishihara bestempelde het Internationaal Muntfonds (IMF) in datzelfde interview als een bezettingsmacht van de Verenigde Staten.

Het conjunctuurprogramma dat minister-president Obuchi op 16 november 1998 indiende, spreekt over 330 miljard Duitse mark. Maar het scepticisme blijft. Een derde van dit budget is bedoeld voor reuze bouwwerken. De bouwindustrie, de politieke partijen en de administratie vormen in Japan een soort maffia-achtige structuur. Er zullen dus nog meer tunnels, kunstmatige eilanden uit verwerking van afval en beton worden geconstrueerd, nog meer autosnelwegen en overgedimen-sioneerde bruggen. Slechts 14 miljard DM gaan naar tewerkstellingsmaatre-gelen. Er worden ook verbuiksgoede-renbonnen met korte vervaldatum verspreid.

Japan – Landenprofiel
Oppervlakte 377.800 km2
Hoogste punt Fuji 3776 m
Voornaamste geografische kenmerken Honshugebergte. Mikunigebergte. Chugokugebergte. Veel vulkanen
Klimaat tropisch in het zuiden; koel en gematigd in het noorden
Aantal inwoners 125.156.000 inwoners
Bevolkingsdichtheid 332 inwoners per km2
Bevolkingsgroei 0,3% per jaar
Geboortecijfer 12 per 1000 inwoners
Sterftecijfer 8 per 1000 inwoners
Levensverwachting Mannen 76, vrouwen 82 jaar
Kindersterfte 5 per 1000 levend geborenen
Urbanisatiegraad 77% van de bevolking
Geboortegemiddelde 2 kinderen per vrouw
Leeftijdsgroepen 0-14 jr 18%,15-59 jr 64%, 60+jr 17%
Etnische groepen Japanners 99%, Koreanen, Chinezen Talen Japans, Koreaans, Chinees
Godsdienst Shintoïst 92%, boeddhist 7,7%, christen 0,8%
Bodemgebruik Landbouwgrond 11%, grasland 2%, bebost 67%
Werkgelegenheid Landbouw 7%, industrie 34%, diensten 59%

De laatste verkiezingen :
De zetelverdeling van de verkiezing van 132.7.98 :
Liberaal Democratische Partij: 103 (-15)
Democratische Partij: 47 (+9)
Onafhankelijken: 25 (+12)
Communistische Partij: 23
Komei: 22
Sociaal Democratische partij: 12
Andere 3 partijen: 7

Wat hierbij opvalt is de goede prestatie van de oppositiepartij van de Democraten, die zich van de liberale LDP had afgesplitst. De sociaal-democraten die ooit de belangrijkste oppositiepartij uitmaakten, verschrompelden naar een onbeduidend niveau. Ze waren ooit de verdedigers van art. 9 van de Japanse grondwet, dat het leger en militaire instellingen verbiedt en uiteraard de inzet van militairen. Ze kregen nu de rekening gepresenteerd voor hun bochtenwerk. Obuchi werd premier, terwijl het een bijzonder onopvallend figuur is. De regeringspartij wilde duidelijk geen sterke man aan het hoofd.

Veiligheidspact met de VS

Reeds in 1960 werd een veiligheidsver-drag afgesloten tussen Japan en de Verenigde Staten, dat Japan tot het grootste «onzinkbare vliegdekschip van de USA» maakte. Op 17 april 1996 werd dit verdrag geactualiseerd. Volgens de nieuwste richtlijnen van juli 1997 zal Japan een belangrijke rol spelen in de Noord-Amerikaanse veilig-heidsstrategie. Japan betaalt 70% van de kosten voor onderhoud van de VS-troepen op Japans grondgebied. Japan verplicht zich ertoe alle militaire optreden van de VS te ondersteunen, specifiek in de Aziatische zone van de Stille Oceaan. De VS verkrijgen luchten marinebasissen, logistieke faciliteiten en ook gegarandeerde voorziening in brandstof.

In Okinawa bevinden zich 70% van alle Japanse VS-marinebasissen. Okinawa werd slechts in 1972 aan Japan teruggegeven. Grondeigenaars werden gedwongen huurovereenkomsten met het Amerikaanse leger te tekenen. In 1995 weigerden ze nieuwe contractverlengingen. Zelfs de gouverneur van Okinawa, Ota bevond zich in het weigeringskamp. De regering daagde Ota voor de rechtbank, won het proces en Ota moest inbinden. Volgens het nieuwe veiligheidspact kunnen nog meer militaire basissen in Okinawa worden geïnstalleerd. Vanop Okinawa vertrokken de vliegtuigen voor hun raids tegen Korea, tegen Vietnam, en nu recenter ook tegen Irak.

Om de gemoederen onder de bevolking te bedaren werd wel een bepaalde basis gesloten, maar ergens anders richtte men een nieuwe in. Midden in een koraalrif werd een modern militaire constructie gezet: een zogenaamde ‘heliport’. Boven water kunnen de helikopters landen en vertrekken, op en onder water kunnen schepen en duikboten aanmeren. Het verzet van de bevolking groeit echter. Een officiële opiniepeiling onder de Okinawa-bevolking geeft een duidelijke meerderheid aan, die tegen de militaire basis is.

Waar zit de civiele maatschappij?

Net zoals in Europa is de vredesbeweging verzwakt. In 1960 was er een massamobilisatie tegen het veiligheidsver-drag met de VS. In 1968 kwamen er miljoenen tegen de oorlog in Vietnam op straat. In 1987 kende Japan grote anti-atoommarsen. Nadat de sociaaldemocraten hun tegenstand opgaven en akkoord gingen om «zelfverdedigingsstrijdkrachten» op te richten, lijken heel wat mensen te hebben afgehaakt. De grootste vredesorganisatie is de Japan Peace Committee, van communistische inspiratie.

Anders dan bij ons hebben de gemeenten en steden een groot inspraak-recht in Japan. Bij de gemeenteraadsverkiezingen slagen steeds meer leden van de civiele maatschappij erin een zetel te bemachtigen. Men slaagde er ook in een wetsontwerp in het parlement te brengen om de slachtoffers van de aardbeving van 1995 schadeloos te stellen.

In maart van 1998 werd een «NGO-wet» gestemd. Daarbij kunnen de basisorganisaties rechtspersoonlijkheid verkrijgen waardoor ze verdragen met overheden kunnen afsluiten en subsidies kunnen verkrijgen.

Besluit

Zowel op economisch vlak als qua veiligheidsbeleid wordt Japan door de Verenigde Staten gedicteerd. Je zou haast kunnen zeggen dat Japan een kolonie is van de Verenigde Staten. De politieke klasse is zeer bereidwillig tegenover Washington. De Japanse vre-desgrondwet is enkel nog een vel papier. Aan de basis vormt zich een verzet maar voorlopig is dat nog zwak.

Hans-Peter Richter

Duitse Vredesraad,

en Duits-Japans Vredesforum

(dit vredesforum wil door uitwisselingsprogramma de civiele maatschappij van beide landen bij mekaar brengen. Ook Belgische vredesvrienden kunnen met onze «Gruppen der Burgerbewegung» naar Japan reizen. Meer informatie via e-mail a-hpr@t-online. de. of via Vrede vzw)