En nu nog opruimen

De 98ste Nobelprijs voor de Vrede werd toegekend aan de Internationale Campagne tegen de anti-persoonsmijnen en aan de coördinatrice van dit netwerk, de Amerikaanse Jody Williams. In België is deze campagne reeds een aantal jaren actief. Handicap International nam er de coördinatie van waar. De leden van de Vredesweek, waaronder Vrede vzw, hebben vooral in 1994 en 1995 specifiek rond dit onderwerp actie gevoerd.

Het is natuurlijk fantastisch als een campagne die je zelf helpt voeren de Nobelprijs in de wacht kan slepen. Alhoewel de extra-publiciteit en emoties die de dood van prinses Diana teweeg hebben gebracht voor de zaak van de anti-persoonsmijnen wel meer invloed zal hebben gehad, dan het mierenwerk van zovele plaatselijke vredesactivisten. Toch blijft het een niet te onderschatten overwinning.

Het is waar dat anti-persoonsmijnen slechts minimaal meetellen in de wapenhandel. Meer nog, de simpelere versies worden soms als ‘relatiegeschenk’ meegeleverd bij een belangrijke bestelling obussen, of andere munitie. Bovendien zijn de militairen zelf ook dikwijls het slachtoffer van de mijnen. Er is dus een deel van het militair corps dat deze spullen wel wil zien verdwijnen.

En toch is het geen eenvoudige campagne (geweest).

Dat is in de eerste plaats omdat er vanuit de maatschappij een gestructureerde en doelgerichte aanval is gekomen op een bepaald soort ‘eenvoudig’ wapen. Voordien gingen de massale campagnes over massavernietigingswapens als de atoombom, of de chemische en biologische wapens. Deze campagne tegen de landmijnen kwam op het terrein van de ‘normaal aanvaarde wapens’, en dat zinde menigeen in het militair establishment of in de wapenindustrie niet zo erg.

Bovendien komen de burgers zich op die manier rechtstreeks moeien in tactische plannen van militairen. Vandaag hebben de militaire strategen een reeks tactische poorten open kunnen houden, en meteen ook de bewapening die daarvoor moet dienen kunnen veilig stellen. Door sterk op een specifiek wapen te concentreren worden bepaalde militaire operaties bemoeilijkt. Tankoperaties worden beschermd door anti-tankmijnen, die op hun beurt door anti-persoonsmijnen moeten worden beschermd, leren ons de (Navo)-boeken. Die verdomde vredesactivisten komen deze plannen nu dwarsbomen. Ik zei het al dat er bij de militairen zelf heel wat discussie hieromtrent is, maar goed, dat is onder collega’s. Dat de buitenwereld nu de krachtsverhouding komt verstoren is niet de gewoonte.

De campagne kon uiteindelijk op een brede steun rekenen onder de bevolking. Mensen raakten getroffen door de argumenten : heropbouw van een land na de oorlogsjaren is onmogelijk omdat mijnen landbouw, veeteelt en de mobiliteit van de bevolking belemmeren, (zie ook blz. 14) Bovendien gaan deze tuigen al af bij een druk van om en bij de 4kg. Kinderen worden zeker niet gespaard.

Internationaal gezien werd de campagne opgestart door de Vietnam-veteranen. Het Belgisch netwerk mag zeker trots zijn.

België werd het eerste land dat, mede onder druk van de vredesbeweging, een wettelijk verbod van productie en verhandeling van de anti-persoonsmijn instelde, en later ook op het opslaan ervan.

Dat was op zich het gevolg van een interessante combinatie van actieve derdewereld- en vredesgroepen met enkele gedreven parlementsleden en de afwezigheid van een industriële lobby. Een keer de wetten gestemd waren heeft de Belgische regering dit dossier zelf zeer actief ter harte genomen.

Het vervolg is gekend: mislukking van de conferentie in Wenen, nadien het initiatief van Canada, de conferentie in Brussel in juni en die in Oslo van september, en opnieuw Canada later nog dit jaar. Resultaat : 89 landen verklaarden zich bereid een verbod op alle anti-persoonsmijnen te ondertekenen.

En nu de Nobelprijs. Na de verdragen komt nog ’t moeilijkste: de opruiming?

Om hogervermelde redenen, en specifieke geo-strategische belangen, lagen naast andere producentenlanden ook de Verenigde Staten dwars, (zie ook Vrede sept ’97) Het is een hele overwinning voor de vredesbeweging dat vele tientallen regeringen de druk van Washington hebben kunnen weerstaan en vasthouden aan een radicaal standpunt : verbod voor alle soorten anti-persoonsmijnen.

Gans deze ontwikkeling toont ook aan hoe de samenwerking van vredesorganisaties en andere maatschappelijke groepen het beleid op sommige punten kan duwen naar concrete en gedurfde initiatieven, die uiteindelijk uitmonden in een duidelijk engagement, dat niet strook met wat de grootmachten willen.

Laat dit ons inspireren om de strijd tegen andere wapens met vernieuwde energie aan te pakken, om tegen het jaar 2000 een politiek akkoord te hebben voor de afschaffing van het atoomwapen.

Georges Spriet