Staking tegen Maastricht ?

De stakingsgolf heeft op het eind van 1995 in Frankrijk wekenlang de internationale pers gehaald. Wat begonnen was als een klassieke vakbondsactie tegen een aanval op de verworven rechten is uitgegroeid tot een enorme protestbeweging tegen een regering die brutaal en snel haar toelatingsexamen voor de Europese-muntunie wou halen op de rug van de bevolking.

De redenen voor de woede van de actievoerders zijn velerlei. De radicale hervorming van het systeem van gezondheidszorg staat zeker bovenaan. Er was ook een grote groep die haar strijdwil haalde uit het plan om een reeks pensioenregelingen op de helling te zetten. Bovendien is het herstructureringsplan voor de Franse spoorwegen bijzonder hard aangekomen. Dan is er nog het miljoenentekort om het Franse hoger onderwijs degelijk te laten functioneren, de fiscale hervorming…

Maar het meest in het oog springende feit van deze lange stakingsbeweging is de sympathie waar ze kon op rekenen bij de Franse bevolking. Verschillende weken zonder openbaar vervoer in gans het land, en in de meeste grote steden zijn in andere omstandigheden voer voor woede-uitbarstingen en anti-stakingsuitingen bij gebruikers, autobestuurders, handelaars en anderen. Verscheidene malen heeft men gepoogd een anti-stakingsbetoging op het getouw te zetten. Geen een kende succes : slechts 1.000 a 2.000 deelnemers. In de opiniepeilingen bleven zowat 2/3 van de ondervraagden de staking steunen.

Dergelijke fenomeen is mijn inziens alleen maar te verklaren door het feit dat de Franse bevolking sterk aanvoelde dat er hier meer op het spel stond dan de aantasting van “de verworven rechten van gepriviligieerde groepen”. Deze beweging werd vooral gezien als een poging om de beslissing rond een reeks maatschappelijke domeinen onder eigen controle te houden. Men neemt het kennelijk niet dat in “naam van Europa” sterke ontregelingen van het sociaal systeem door de strot worden geramd. De normen van Maastricht (o.a. inflatiegraad, totale nationale schuld, begrotingstekorten) worden als opgedrongen regels ervaren die een zelfstandig nationaal beleid onmogelijk maken. Dergelijk nationaal beleid is in zowat alle landen van Europa een resultaat van jarenlange strijd en overleg voor een bepaalde balans in de sociale verhoudingen. De convergentienormen maken daar komaf mee.

Dit lijkt me aan te tonen dat de mensen geen hoge hoed op hebben van de democratie in Europa. Men ziet zichzelf geen inspraak, beïnvloeding, druk meer kunnen uitoefenen als het beslissingscentrum de nationale staat ontglipt.

De monetaire unie zal de staat een aantal hefbomen ontnemen om economische schommelingen op te vangen. De Oeso (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) zegt letterlijke) “dat de economische schokken in de landen van de monetaire unie zullen moeten worden opgevangen door de arbeidsmarkt; want het wisselkoersmechanisme of het rentepeil is daarvoor niet langer bruikbaar”. De lonen moeten dus voldoende flexibel zijn, of de werknemers mobieler (dit wil o.m. zeggen, makkelijker af te danken).

Bovendien moet in dit verband nog even onderstreept worden dat het nieuwe muntbeleid volledig door de Europese centrale bank zal worden gevoerd, naar het voorbeeld van de Deutsche Bundesbank. Geen democratische politieke instantie die daar nog vat zal op hebben.

Moet het nog gezegd dat pas nu bij vele groepen het besef groeit dat Maastricht voornamelijk het middel is om de Europese financiële groepen tot volle ontplooiing te laten komen zonder enige sociale bezorgdheid. Dergelijk Europa is er een waar de kern (Duitsland) de periferie (de landen die geen deel uit zullen maken van de muntunie) domineert en gebruikt voor zichzelf. Rudolf Böhm schreef hier al jaren geleden dat de convergentienormen van Maastricht precies deze opdeling in kern en periferie als doel hebben. Vandaar dat dezelfde krachten ook naar een snelle uitbreiding van de EU willen gaan, met Tsjechië, Hongarije en Polen als eersten. Kwestie van de periferie verder te ontdoen van douanebelemmeringen en dus de comparatieve voordelen (lage lonen, minder sociale en ecologische regels bijvoorbeeld) van die landen maximaal te kunnen gebruiken.

We zitten dus allen in hetzelfde schuitje. Overal in de lidstaten van de EU staan gelijkaardige maatregelen op de agenda. Overheidsdiensten worden volop geprivatiseerd. Ook bij ons staan NMBS en Belgacom, om dan maar die te noemen, voor grote afdankingen. Anderzijds gooit men bij Sabena, een sector in expansie, alle arbeidsovereenkomsten met één beweging over boord. Allemaal in naam van de competiviteit, in naam van Europa. 1996 brengt ons de opvolging van Maastricht. Ook op het terrein van buitenlands beleid en defensie wenst men stappen te zetten die afstaan van bevoegdheid inhouden, zonder ernstige democratische controle.

Kunnen we de uitdaging aan om met o.a. de vredesbeweging en de arbeidersbeweging gezamelijk te ageren voor een ander Europa ?

Georges Spriet (°) De Standaard 20.12.95

Frankrijk

Tussen 1994 en 1995 werden 152 miljard FF toegekend aan de grote maatschappijen onder de vorm van ontlasting van sociale bijdragen, zonder rekening te houden dat ze 40 miljard FF schuldig zijn aan de sociale zekerheid.

1 % van de bevolking bezit 25 % van de nationale rijkdom, en 50 % van de bevolking heeft slechts 10 %.

De Franse regering beweert dat de C.S.G. (algemene sociale bijdrage) alle lagen van de bevolking treft. De CSG is echter voor 93 % gefinancierd door de loontrekkenden, en slechts voor 7% door het kapitaal. Voor een inkomen van 100.000 FF per jaar, 8.393 per maand, betaalt een loontrekkende 15.800 FF sociale bijdrage. Voor 100.000 FF inkomsten betaalt een aandeelhouder 2.400 FF sociale bijdrage.

Op 16 oktober besloot de Franse regering de bijdrage in de hospitalen te verhogen van 55 tot 40 FF per dag, ofte 27 %. Dezelfde dag werd bekend gemaakt dat de begroting van de hospitalen in 1996 slechts met 2,1 % mag verhogen, tegen 3,8% in 1995.