Wapenhandel

In 1991 werd de wet op de wapenhandel gestemd in ons parlement. Meteen gaf dit aan dat onze bewindslui van oordeel waren dat wapens niet zomaar een handelsgoed zijn. Een speciale wet was nodig.

De vredesbeweging vond dat een stap voorwaarts maar kloeg over de brede interpretatiemogelijkheid, dus uitholling, van de wet. Over een blijvend gebrek aan transparantie, over het benadrukken van het economische nut (deviezen, tewerkstelling) van de wapenindustrie in plaats van reconversie.

Toen bleek dat België voor 12 miljard fr. wapenuitvoer naar het Midden-Oosten ging realiseren (juni 1991), en dat ook de nieuwe wet – die toen nog moest goedgekeurd worden 5 augstus 1991 – dit niet zou kunnen verhinderen, kwam er heel sterk protest uit de vredes-kringen.

Intussen blijkt het ook met de ingeschreven wettelijke parlementaire controle niet zo eenvoudig te lopen.

Het jaarlijks rapportover de Belgische wapen-exporten dat aan het parlement dient overgemaakt te worden legt wel bijzondere wegen af. Dat bewijst het relaas van Agalev-volksver-tegenwoordige Lode Vanoost. Hoewel het rapport over 1994 midden 1995 klaar was, werd het maar op 27 december overgemaakt aan de Kamer. De volksvertegenwoordigers vernemen dan pas op 17 februari 1996 dat het ’ter inzage’ ligt bij de betrokken diensten. Het kan ter plaatse geconsulteerd worden maar alleen door de volksvertegewoordigers zelf, en er mogen geen fotokopies worden genomen. Lode Vanoost besloot het dan maar eigenhandig over te schrijven.

Zoals in het jaarverslag 1993 is er ook nu geen informatie beschikbaar over welke wapens naar welk land werden gestuurd. Het gaat om regio’s. Het wordt dus een onmogelijke taak om effectieve controle uit te voeren. De totale export van de categorieën wapens in dit rapport behandeld behelst voor 1994 11.402.620.000 fr. Een hele reeks producten die onder de wapenwet vallen (radars, radio-apparatuur, communicatie-apparatuur, optische apparatuur…) worden op basis van internationale afspraken met een andere code opgetekend en vallen dus niet onder deze statistieken.

Het blijkt dat we vooral uitvoeren naar het Nabije en Midden-Oosten (4,12 miljard fr.) en de overige Aziatische landen (3,71 miljard fr.), landen in Europa zijn goed voor 1,65 miljard fr.

De voornaamste wapensoorten zijn ; oorlogswapens andere dan revolvers, pistolen en blanke wapens : 2,97 miljard BF; delen en toebehoren van deze oorlogswapens : 2,19 mil-jard fr.; munitie en projectielen voor oorlogsdoeleinden andere dan patronen: 3,99 miljard.

Het Zweedse SIPRI-rapport zegt dat België in 1994 2,84 miljard fr. exporteerde. Voor 1995 spreekt dit rapport over 5,3 miljard fr. Dze cijfers verschillen met het Belgisch rapport omdat SIPRI het niet heeft over de lichte wapens. Volgens het V.N.-wapenregister voor zwaar oorlogsmaterieel verkocht België in 1994 14 gepantserde gevechtsvoertuigen aan Groot-Brittannië, 263 van die voertuigen aan Mexico, en 25 (tweedehands) gevechtsvliegtuigen aan Chili.

Wat de vredeskrachten enorm stoort is de ondoeltreffendheid van zogenaamd positieve bepalingen in de wet, en ook in de

Europese gedragscode voor wapen-exporten. Zoals onlangs nog uit de parlementaire vragen bleek in verband met een (kleine) wapenle-vering aan Guatemala zou een producent in Vlaanderen van de bevoegde minister Derycke geen uitvoervergunning krijgen, terwijl een producent op Waals grondgebied van de bevoegde minister Maystadt die wel heeft gekregen. Lode Vanoost (Agalev) en Anciaux (VU) kondigden toen initiatieven aan om de ‘zwarte lijst’ uit te breiden. Het is duidelijk dat deze wapenwet ons niet vooruit helpt in de strijd tegen de wapenhandel. Ze is niet echt effectief, ze werkt de doorzichtigheid van die duistere handel niet in de hand.

Bovendien willen onze bewindslui op Europees vlak “de wapenmarkt efficiënter maken, de wapenindustrie rationaliseren, aanbestedingsprocedures standaardiseren, het uitvoerbeleid harmoniseren als voorwaarde voor een nauwe Europese samenwerking op gebied van wapen-productie en de verdere uitbouw van een Europese industriële basis van wapenuitrustingen”.

Wapenproductie en wapenhandel zijn tegengesteld aan opbouw en ontwikkeling. Omdat ze zoveel fondsen opslorpen die nu niet voor civiel nuttige zaken kunnen gebruikt worden. Omdat ze dienen voor onderdrukking, dominantie, moord. Omdat ze in hoofdzaak een systeem, leiders, in stand houden die de overheersing van, of de afhankelijkheid ten opzichte van het noorden niet in vraag stellen of eerder bestendigen.

Het is wenselijk dat de openbare opinie dit niet uit het oog verliest.

Georges Spriet