50 jaar stemrecht voor de vrouwen in België 1948-1998

50 jaar geleden verkrijgen de vrouwen in België het algemeen stemrecht. WO II is net geëindigd en de vrouwen hebben een belangrijke rol gespeeld in de weerstand. Ze hebben de afwezige mannen vervangen in het gezin, de scholen en de hospitalen. Dus moeten ze nu erkend worden als volwaardige burgers.

De Franse Revolutie

Alles begint in 1789. De Verklaring van de Universele Rechten van de Mens is echter geen universele verklaring. De definitie van het menselijk wezen blijkt in de Franse taal niet eenvoudig: ‘citoyen’ is mannelijk en de ‘universele’ verklaring spreekt enkel over de politieke emancipatie van de man. Olympe de Gouge verdedigt de rechten van de vrouw als burger en is voorstander van een sociaal contract tussen de man en de vrouw. Zij pleit niet enkel voor kiesrecht en toegang tot alle officiële functies maar ook voor effectieve deelname aan de werkzaamheden. Haar opvattingen en openlijke kritiek zijn bedreigend. In november 1793 wordt zij letterlijk monddood gemaakt en besluit de Nationale Vergadering alle bestaande en toekomstige vrouwenverenigingen te verbieden.

De Code Napoleon

De Code Napoléon, uitgevaardigd in 1804, bevestigt de ongelijkheid van de vrouw en de almacht van de echtgenoot en vader. Zij consolideert op een duurzame wijze de scheiding tussen privé- en publieke sfeer en duwt de vrouw in haar ‘natuurlijke’ rol van echtgenote, moeder of minnares. Dit zal voor lange tijd het unieke en dominante rolmodel worden voor de vrouw.

De Belgische Grondwet 1830

Na de Belgische revolutie zal het Nationaal Congres die een nieuwe grondwet moet uitdokteren dit model overnemen. Er wordt op geen enkel moment een debat ten gronde gevoerd over de definitie van de burger, over het gelijkheidsprincipe tussen mannen en vrouwen. De Belgische grondwet voorziet gelijkheid bij de geboorte maar de geslachten zijn niet gelijk voor de wet. In deze tekst wordt er met geen woord over de vrouwen gerept. Vrouwen maken geen deel uit van de natie.

De Belgische grondwet van 1831 voorziet in een kiesstelsel dat gekoppeld wordt aan het belastingsstelsel. Een uitsluiting op basis van sociale aard en van geslacht is het gevolg. Van 1830 tot 1840 komen ontwikkelde vrouwen uit de middenklasse op voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen maar zij botsen met de samenleving die een strikte scheiding tussen de seksen voorstaat. Zelfs de vrouwen met een middelbaar diploma die op het einde van de 19de eeuw aan de middelbare scholen afstuderen worden naar hun ‘ware’ roeping verwezen: de zorg voor het huisgezin. Marie Popelin, de eerste vrouwelijke juriste in België krijgt in 1888 geen toegang tot de balie omdat ze een vrouw is.

Het debat voor de uitbreiding van het stemrecht

In 1892 wordt onder socialistische druk beslist art. 47 van de grondwet te herzien. Tussen 28/2 en 14/4 zijn er welgeteld 24 parlementaire zittingen. Het debat over het principe van uitbreiding van het stemrecht verloopt zoals verwacht zeer moeizaam. Het stemrecht uitbreiden naar de arbeiders en de vrouwen vindt moeilijk ingang bij de traditionele partijen. In 1893 wordt het cijnskiesrecht afgeschaft en vervangen door het algemeen meervoudig mannenstemrecht. Voortaan kan elke man minstens 1 stem uitbrengen, maar afhankelijk van het vermogen, de gezinssituatie en diploma’s kan dat oplopen tot maximaal 3 stemmen. De politieke uitsluiting berust nu nog alleen op geslacht.

De BWP neemt in haar programma de gelijkheid tussen de seksen op en verdedigt tot 1902 het vrouwenkiesrecht. Dan gaat zij een akkoord aan met de liberalen om de macht van de katholieken te breken. De vrees echter voor vrouwelijk conservatief stemgedrag brengt de linkse krachten in de samenleving ertoe het vrouwenkiesrecht na de eeuwwisseling resoluut af te wijzen. ” De katolieke partij begon het vrouwelijk stemrecht te verdedigen maar niet op basis van een gelijkheidsdenken. De katolieke partij was tegen egalitair feminisme en ontwikkelde een feministisch denken dat sterk geënt was op het verschil, dat de hiërarchische patriarchale maatschappijopbouw niet in vraag stelde en zich in het debat over het kiesrecht beriep op de argumentatie van de gescheiden werelden. Die argumentatie voor vrouwenkiesrecht werd gebaseerd op de toegevoegde waarde die vrouwen in de politiek zouden inbrengen. “(1)

Op 24 april 1921 brengen de vrouwen voor de eerste keer hun stem uit op gemeentelijk vlak. Zij kunnen nu ook verkozen worden op gemeentelijk, provinciaal en nationaal vlak. Na deze verkiezingen is politieke gelijkheid nog altijd niet aan de orde. Het blijkt dat de vrouwen niet voor de vrouwen hebben gestemd. De publieke opinie, inclusief de vrouwen, beschouwen de politiek als een mannenzaak.

In het 100 jaar lange debat over het stemrecht ontbreekt het gelijkheidsprincipe

De strijd en het debat voor het algemeen en enkelvoudig stemrecht in België is altijd een materialistische en opportunistische kwestie geweest. België heeft nooit het gelijkheidsprincipe als argument aangehaald om het algemeen stemrecht te verdedigen. Vrouwen ‘verdienden’ het stemrecht omdat ze diensten bewezen aan het vaderland of omdat zij vanuit hun ‘natuurlijke’ aanleg voor zorg en familie iets te vertellen hadden daarbij negerend dat deze rol maatschappelijk werd bepaald door een samenleving die een strikte scheiding tussen de privé- en de publieke sfeer opdrong.

Het feit dat een partij voor of tegen het stemrecht was, was afhankelijk van kansen van welslagen of nederlagen in de verkiezingen welke het vrouwelijk stemrecht hen kon bezorgen.

In 1998 blijven de vrouwen nog steeds ondermaats aanwezig op het beleidsniveau. Zolang vrouwen uitgesloten worden van de besluitvorming zal onze democratie niet volwaardig zijn.

Marie Jeanne Vanmol

(1) Vrouw en Politiek in België, Eliane Gubin en Leen Van Molle Uitg. Lannoo, 1998