Berberstaligen in “Arabisch” Algerije

Kabilië ligt in N.-W. Algerije, van Ghardaia tot de kust.

De bekende strijd tussen gewapende islamistische groepen en het huidige militair regime in Algerije wordt doorkruist door een tweede strijd die slechts sporadisch het nieuws haalt en zeker tot voor kort sterk werd onderkend. Het is de, tot vandaag, ongewapende politieke strijd tussen Arabischtaligen en Berberstaligen. Deze taal en culturele tegenstelling groeit evenwel naarmate het huidige regime de Arabisering wil doordrukken als een tegenzet tegen het islamitisch fundamentalisme. Arabisering is immers ook een van de belangrijkste programmapunten van de islamisten en het regime wil zo wind uit de zeilen nemen van de islamisten.

In dit kader is sinds 5 juli dit jaar een wet van kracht die Arabisch algemeen verplicht maakt in het officiële leven. Zoals de Algerijnse journalist Amari Chawki schrijft: “Algerije, Arabisch sinds veertien eeuwen, wordt nu geara-biseerd en dit op een ogenblik dat het land zich in een diepe crisis bevindt. In [Berberstalig] Kabylië worden de symbolen van de Staat in brand gestoken. Elders stelt men zich vragen bij het nut van deze wet. Eenheid tegen verscheidenheid, specificiteit tegen centrale macht, het twistpunt is oud, zoals ook de inplanting van de bevolking is in deze regio van de wereld”. (1)

Islamisering en Arabisering

Het is opvallend dat we in de landen van Noord-Afrika in de officiële discours een sterke identificatie terugvinden van islamisering met Arabisering. Elders in de wereld zien we nochtans heel wat landen die volledig geïslamiseerd zijn maar niet – of slechts in geringe mate – gearabiseerd zijn: Turkije, Iran, Indonesië, Pakistan, Maleisië, talrijke Afrikaanse landen, voormalige Sovjet Republieken.

V.S. Naipaul spreekt in zijn recente werk over de bewoners van deze gebieden van de “bekeerde volkeren”. (2) Hij beschrijft het onderscheid tussen islamisering, het aannemen van het islamitisch geloof, en Arabisering, het overnemen van de taal van de koran en een deel van de andere facetten van de Arabische cultuur. Arabisering is een proces dat vaak volgt op islamisering maar dat zich niet noodzakelijk bij iedere moslim of moslimgemeenschap voltrokken heeft.

Ook in Algerije, en nog meer in Marokko, moet – in tegenstelling tot wat de regimes willen laten doorschemeren – een onderscheid gemaakt worden tussen beide processen. Vóór de islamisering (7de eeuw) hadden de verschillende volksgroepen in deze delen van Noord-Afrika voor het grootste deel een gemeenschappelijke taal: het Berbers of zoals zijzelf het noemen het Amazight, dat overigens totaal verschilt van het Arabisch. Vandaag kunnen we stellen dat nagenoeg de gehele bevol-

king geïslamiseerd is maar dat een deel van de bevolking, vooral in de bergstreken, nog altijd als dagelijkse omgangstaal Berbers, of Berberse “dialecten” gebruikt. In Marokko spreken de schattingen van 60 tot 75 pet. Berberstaligen, in Algerije van 20 tot 25 pet.

De Algerijnse politiek en de Berberstaligen

Ondanks de sterke betrokkenheid van veel Berberstaligen in de Algerijnse strijd tegen de Fransen kreeg de Berberse cultuur zowel tijdens de onafhankelijkheidsoorlog als na de onafhankelijkheid, geen enkele plaats in de politiek. De slogan was “Algerije is mijn vaderland, de islam mijn godsdienst en Arabisch mijn taal”. Taalverscheidenheid werd beschouwd als een groot gevaar voor de eenheid van de strijd en van het land. Berberse bevestiging was een “subversief” element en de Berberse cultuur en taal werd buiten iedere discussie gehouden. De verschillende Berberse taalvarianten zoals het Kabylisch, het Chewia, het Mozabitsch en het Tamachek (van de Toeareg) werden als achterlijke dialecten beschouwd die zo vlug mogelijk door het Arabisch moesten vervangen worden. Onderwijs in het Berbers was in dit kader uiteraard ondenkbaar. Het regime, bewust van het relatief groot aantal Algerijnen dat geen of slechts in beperkte mate Arabisch kende, vond het wel nodig, vooral dan in het kader van de politieke propaganda, radio-uitzendingen te verzorgen in het Kabylisch Berbers.

In het kader van de stelselmatige verdrukking van het Berbers werd in mei 1980 in de hoofdplaats van de berg-streek Kabylië een culturele avond over de oude Kabylische poëzie door de overheid verboden. Hierop volgde hevig straatprotest van de plaatselijke bevolking. De revolte zette een duidelijke (her)opleving in van het Berbers, en dan vooral Kabylisch, bewustzijn in Algerije. De gebeurtenis staat bekend als “de Berberse lente”. In de periode die erop volgde zien we schoorvoetend een aantal Berberse culturele verenigingen ontstaan. Langzamerhand hebben Berberstaligen ook duidelijk geen schaamte meer om zich als Kabyliër of Berber te manifesteren.

“Berberse” politieke partijen

Bij de invoering, in 1989, van het meerpartijenstelsel zien we dat de tot dan hoofdzakelijk culturele Berberse beweging zich ook gaat profileren als politieke beweging.

Het jaar daarop, bij de eerste vrije lokale verkiezingen, komen in Kabylië de meeste gemeentes en departementen in handen van de Rassemblement pour la Culture et la Democratie (RCD). Deze partij voerde sterke promotie voor de Kabylische taal en cultuur. Na de kiesoverwinning werden officiële straatnaamborden in deze regio’s drietalig: Berbers (Tifinar), Arabisch en Frans. Ook nationaal verwierf het Berbers enig spreekrecht. Zo kwam er een kort TV-journaal in het Berbers.

Op dit ogenblik zijn twee Berbers-gezinde partijen actief, het Front des Forces Socialistes (FFS) van de historische Kabylische leider Aït Ahmed en de reeds vermelde RCD, met als leider Saïd Sadi. Buiten deze twee partijen miskennen nagenoeg alle andere politieke partijen de Berberse eisen. Voor de islamitische fundamentalisten van onder meer het Front islamique de Salut, zijn het gelaïciseerde FFS en RCD de voornaamste ideologische vijand (samen met de atheïsten en de geëmancipeerde vrouwen).

Van hun kant profileren het FFS en de RCD zich wel als nationale (Algerijnse) politieke partijen maar met een Berberse sociale verankering. Taai-eisen en culturele eisen zijn volgens hen slechts een bijzonder aspect van een globale politieke stellingname. Het FFS noemt zich gelaïciseerd, democratisch en socialistisch en zegt zich nooit te hebben willen insluiten in een “Kabylisch getto”. Het FFS benadrukt voor de oplossing van het huidige conflict de noodzaak van een dialoog met alle betrokken strekkingen, ook met islamisten.

Ook het RCD wil een scheiding van staat en godsdienst, wil sociaal-democratisch zijn en geen “Berberse partij”, en legt de nadruk op een nationale inplanting. Het RCD wijst een eventuele dialoog met islamisten af en pleit voor een radicale uitroeiing van het islamistisch gewapend extremisme. Op dit laatste punt sluit deze partij zich aan bij de harde kern van militairen van het regime.

Beide partijen zeggen geen exclusief Berberse partijen te willen zijn maar zij erkennen wel zich te steunen op de sociologische verzuchtingen van de Berberse regio’s. Het FFS heeft ook grote inspanningen gedaan om van andere Berberstalige groepen, zoals van de Chewia, de Mozabieten en de Toeareg, kandidaten op hun kieslijsten te zetten. Bij de argumentatie voor democratie wordt ook graag verwezen naar het democratisch karakter van de traditionele Berberse voor-koloniale politieke structuren.

In realiteit hebben beide partijen duidelijk een dubbel discours: “Berbers” voor hun Berberse toehoorders maar voor de anderen een nationaal (Algerijns) politiek discours met enkele vage Berberse eisen. In de politieke praktijk steunen zij, naast hun gemeenschappelijk taalkundig en cultureel etnisch element, op een sterke regionale gebondenheid rondom lokale personaliteiten, zoals onder meer de rivaliteit tussen FFS en RCD aantoont.

Bij de aankondiging van een nieuwe grondwetsherziening in 1998 was er hoop ontstaan bij de Berberstaligen voor een officiële erkenning van hun taal en cultuur. Met als gemeenschappelijke vijand, het islamitisch fundamentalisme, rekenden veel Berberstaligen op enige toegeving vanwege het regime. Op plaatselijk vlak waren onder meer in de streek van Kabylië heel wat “burgerwachten” bewapend door het regime voor de strijd tegen de islamitische terreurgroepen van onder meer GIA.

Arabisering als toegeving aan de islamisten

Met de organisatie van door het regime sterk gecontroleerde en gemanipuleerde presidents- en parlementsverkiezingen is de laatste twee jaar evenwel een opportunistisch bondgenootschap ontstaan tussen militairen, bewindspartijen en de zogenaamd gematigde islamisten van de Mouvement pour la Société pacifique (MSP). Binnen de regering zitten nu 6 “gematigde” islamisten, van de MSP. De islamisering gebeurt vandaag aldus openlijk binnen het regime, en dit gaat samen met een verder doorgedreven Arabisering.

Groot was dan ook de ontgoocheling bij de Berberstaligen wanneer zij het ontwerp voor de nieuwe grondwet onder ogen kregen. In de preambule wordt wel verwezen naar de drie componenten van de Algerijnse identiteit, namelijk “de islam, het Arabisch karakter en het Amazight karakter”, maar verder in de tekst wordt in alle talen over dit laatste Berberse element gezwegen. Arabisch wordt bevestigd als (enige) “nationale en officiële taal”. Politieke partijen mogen zich niet organiseren op basis van religie maar evenmin op basis van taal of van regio. Tenslotte is ook uitdrukkelijk voorzien dat een grondwetsherziening nooit afbreuk kan doen aan onder meer het principe van “Arabisch als nationale en officiële taal”.

De grondwetsherziening werd op 28 november 1996, onder het waakzaam oog van een grote politie- en veiligheidsmacht, bij referendum goedgekeurd met officieel 85 pet. ja-stemmen en een opkomst van 80 pet. Deze cijfers werden echter sterk betwist door de oppositie. Woordvoerders van de oppositie toonden aan dat in bepaalde kiesomschrijvingen er zelfs geen opkomst van 30 pet. was en uit de officiële cijfers blijkt dat in het Berbers-sprekend Kabylië 63 pet. neen-stemmen kon tellen.

Etnicisering

Historisch gezien bestaat de Algerijnse bevolking uit hoofdzakelijk Arabo-Berbers en uit al of niet gearabiseerde Berbers. Heel wat Berberstaligen, en dan vooral de Kabyliërs, leven ook lang niet meer uitsluitend in hun oorspronkelijke gebieden maar emigreerden naar de grote Algerijnse (en Franse) steden.

De miskenning van de Berberse culturele eisen, de dreiging van een islamitisch fundamentalisme en verdere Arabisering door het huidige bewind heeft duidelijk bij de Berberstaligen hun “Berbers” etnisch bewustzijn aangescherpt. Arabischtaligen en Berberstaligen gaan zich meer en meer affirmeren als “Arabier” of als “Berber” overeenkomstig hun dagelijkse omgangstaal. Naast de huidige religieus-politieke tegenstellingen tussen “modernisten” en “islamisten” en de politieke tegenstellingen tussen verschillende oppositiegroepen en het door militairen gedomineerde regime, krijgt Algerije er langzaam maar zeker een verontrustende etnicisering bij tussen zogenaamde “Berbers” en “Arabieren”.

Augustus 1998, Dirk Beke (RUG / Ruca)

(1) Courier international, no401, 9-15/7/1998, p. 6.

(2) Meer dan geloof. Islamitische reizen onder de bekeerde volkeren. Amsterdam/Antwerpen, Atlas, 1997.