Congo brandt

Twee jaar geleden leidde de gewelddadige discriminatie van de Banyamulenge tot een gewapende opstand in Oost-Zaïre. Een uitstekende gelegenheid voor het nieuwe regime in Kigali om haar kolossaal veiligheidsprobleem trachten op te lossen: het aanpakken van de gewapende vluchtelingen die aan de grenzen zaten. De steun van Rwanda aan de opstandelingen was van doorslaggevende aard. Op dit lokaal gegeven (discriminatie van Zaïrese Tutsi’s) met z’n regionale implicaties (gevaar voor Rwanda en Oeganda) wist Kabila z’n eigen politieke agenda te enten: de omverwerping van Mobutu. Kabila verovert vrij snel het ganse land, en installeert zich half mei ’97 in de hoofdstad. De hulp van Angola en de voormalige Katangese gendarmes deed een en ander bijzonder snel ver-lopen.Tijdens de opmars blijkt op verschillende plaatsen bijzonder geweiden moorddadig te zijn opgetreden tegen Rwandese Hutu-vluchtelingen (burgers die met de interahamwe-mili-ties Congo invluchtten en niet terug wilden keren naar Rwanda). Kabila maakt zich internationaal zeker niet geliefd met zijn houding tegenover de VN-onderzoekscommissie hieromtrent.

Kabila presenteert een discours van nationale onafhankelijkheid, en in de praktijk worden menige afspraken met buitenlandse ondernemingen herzien: o.m die met American Miniral Field en met Ashanti Goldfield over Kilomoto. Kabila zet zich ook schrap tegen de internationale gemeenschap wanneer hij de terugbetaling aan het IMF opschort onder het verwijt dat de beloftes voor kredieten uit verschillende landen niet worden nagekomen. Op politiek vlak lijkt hij de democratie-zonder-politieke-partijen van Museveni te willen kopiëren. Kabila heeft in elk geval geen hoge hoed op van de oppositie tegen Mobutu, en van de toenmalige Conférence Nationale. Z’n relatie met UDPS-leider Tsishekedi is meer dan gespannen. Waar hij van de bevolking het meeste tegenwind voor krijgt, is de sterke aanwezigheid van “buitenlanders” (d.i. Rwandese Tutsi’s) in het leger.

Op 17 mei 1998 wil hij de eerste verjaardag van Democratisch Congo vieren met een regionale conferentie. Zowat iedereen laat   echter   verstek    gaan,    enkel Moegabe van Zimbabwe en Patassé van de Centraal Afrikaanse Republiek waren aanwezig. Z’n vroegere vrienden zegden niet te kunnen komen o.a. omwille van de perikelen tussen Ethiopië en Eritrea.

Het was duidelijk dat Kagame en Museveni niet erg opgezet waren met de politiek van Kabila, de laatste tijd: hij loerde met name heel erg naar de Zuid-Afrikaanse regio, stootte de VS voor het hoofd (weigerde de officiële gezant dominee Jackson te ontvangen bijvoorbeeld) en bezocht in eerste instantie niet-frequentabele leiders als Kadhafi en Castro. En bovenal bleek hij niet in staat om de Congolese grenzen van Oeganda en Rwanda te beveiligen. Als hij dan Kigali-Kampala hun voornaamste instrument ontneemt om het beleid in Kinshasa direct te beïnvloeden, – met name door de Rwandese militairen in het leger weg te sturen -, is hun keuze snel gemaakt. Kabila moet weg. Officiële woordvoerders van Kigali zeggen daarbij nog dat Kabila een verbond sloot met ex-interahamwe. Aangezien er niemand in de westerse wereld rondloopt die Kabila verdedigt zullen ze van de “internationale gemeenschap” weinig last krijgen. Het wekenlange stilzwijgen van de VN-Veiligheidsraad spreekt boekdelen.

De huidige opstand ent zich op de lokale situatie in Oost-Zaïre, waar het de laatste maanden bijzonder onrustig was (zie Vrede van mei 1998). Maar het is in de allereerste plaats een militaire zaak. Weken wordt er gesleuteld aan een politiek dak: ex-minister van buitenlandse zaken van Kabila, Karaha, legt verklaringen af, dan krijgen we een Fransgezinde technocraat Ngoma, nadien komt professor Wamba dia Wamba op de voorgrond. Vroegere Mobutisten sluiten zich aan. De afkeer tegen Kabila wordt geargumenteerd: benoeming van vrienden en volksgenoten, corruptie, dictatoriaal…

Nochtans geven vele commentatoren en politici Kabila goede punten voor de manier waarop hij meer orde en rust bracht in het land, de inperking van de inflatie, regelmatiger betaling van soldaten en ambtenaren, wegenwerken, heropstarten van gezondheidszorgen…. Vele stemmen uit de bevolking geven steun aan Kabila, alhoewel ze daarom niet kritiekloos staan tegenover zijn beleid.

President Kabila beschuldigt van in het begin Rwanda en Oeganda het land te zijn binnen gevallen. De nationale radio, en de minister van informatie vertalen dit in een anti-Tutsi klimaat, waar de bevolking kennelijk gretig op inspeelt. Wordt Kabila door de internationale gemeenschap uitgespuugd omdat hij teveel hamert op zelfbeschikking en onafhankelijkheid, de bevolking schaart zich nu achter hem mede op “etnische”, anti-Tutsi basis. Racisme?! De officiële analyse van de Congolese regering wordt bijgetreden door Zimbabwe, Namibië en Angola. Deze geven ook militaire steun: munitie, soldaten, vliegtuigen. Iedereen blijkt daarbij eigen belangen op het oog te hebben. Zuid-Afrika dat door de secretaris van de SADC, Zimbabwe, een beetje opzij werd gehouden, duwt zich als bemiddelaar naar voor om een politieke oplossing te bewerkstelligen. Moeten we hier de hand van het westen zien, of eerder een eigen Zuid-Afrikaanse agenda als bemiddelaar? Zuid-Afrika kent misschien zelf problemen genoeg om nu niet in een militair avontuur te stappen? Vergeten we ook niet dat Zuid-Afrika een regelmatige wapenleverancier van Kigali is.

Intussen hebben de rebellen het oosten van Zaïre onder controle en rukten ze op naar Kisangani.

De toestand in de Bas-Congo werd grondig gewijzigd door het actief optreden van militairen uit Angola, Zimbabwe, en steun van Namibië. Als Angolese soldaten ook naar het oostelijk front zouden trekken, is het gevaar groot dat ze daar rechtstreeks geconfronteerd worden met Oegandese of Rwandese soldaten…

In vorige artikels kon je hier al een kritische solidaire houding vinden met Kabila. Kabila heeft zeker al positieve zaken bereikt. Fundamenteel is of hij z’n beleid ten dienste stelt van de ontwikkeling van z’n land en bevolking, waaraan de mensen zelf actief kunnen participeren. En dat hij in de mate van de mogelijkheden op economisch en politiek vlak zelfbeschikking en onafhankelijkheid realiseert. Het is niet altijd even duidelijk dat de gebeurtenissen ons dichter bij dit doel brengen. Feit lijkt mij echter, dat dergelijke evolutie zeker niet zou gerealiseerd worden door de huidige opstandelingen.

GS, 28.08.98