Congo Koen Vlassenroot

… Congolese basis, terwijl lokale Maji-Maji milities samen met resten van het oude Mobutu-leger een strijd voeren tegen de Rwandese invloed in de Kivu-provincies en op het huidige regime in Kinshasa. Vandaag zijn de verschillende campagnes van deze rebellen zodanig in intensiteit toegenomen dat niet alleen Oost-Congo zo goed als onbestuurbaar is geworden, maar zich een open conflict op regionale schaal aankondigt dat grote delen van Centraal-Afrika kan laten verglijden in een volgende spiraal van geweld. Een kort overzicht maakt snel een en ander duidelijk. De bloedige aanval die Rwandese Hutu-rebellen op 11 december 1997 op een vooral uit Congolese Tutsi bestaande vluchtelingenkamp in Mudende (Noord-Rwanda) uitvoerden, en die tussen de 300 en 1000 doden heeft geëist, is allicht al uit het geheugen gewist. Dat op hetzelfde tijdstip Congolese Maji-Maji-rebellen via een aanval op Bukavu deze Inter-ahamwe-milities een handje hielpen bij hun poging vanuit het naburige Congo de grens over te steken, is zelfs bijna niemand opgevallen. De aanval van Burundese Hutu-rebellen op de luchthaven van Bujumbura op 2 januari II. kreeg dan wel enige media-aandacht, de regelmatige en voortdurende aanvallen van de verschillende rebellenbewegingen op burgerdoelwitten in de regio van de Grote Meren halen nog zelden het nieuws. En toch stemmen deze gebeurtenissen tot ernstige ongerustheid. Het zijn immers maar enkele illustraties van een conflict dat niet alleen in omvang, maar ook in intensiteit toeneemt. Zowel Rwandese als Burundese Hutu-rebellen hebben sinds enkele maanden hun strijd tegen de door Tutsi gedomineerde regimes in Kigali en Bujumbura opgevoerd. Interahamwe-milities voeren in Noord-Rwanda een campagne die lijkt op een voortzetting van de genocide die in 1994 aan bijna 1 miljoen Rwandezen het leven heeft gekost, terwijl Burundese Hutu-rebellen regelmatig raids uitvoeren rond de hoofdstad Bujumbura in het kader van een verbeten strijd om politieke macht. In Oost-Congo zelf voeren lokale milities, die beter bekend zijn onder hun verzamelnaam Maji-Maji, een campagne tegen de aanwezigheid en invloed van het Rwandese leger maar richten zich tegelijkertijd tegen de positie en invloed van de gehele Tutsi-bevolking in de regio. Hoewel geen van deze rebellenbewegingen enig duidelijk politiek alternatief kan bieden, getuigen hun gewelddadige campagnes van een sterke mobiliteit en de aanwezigheid van een aanzienlijk militair potentieel. Wat hierbij vooral verontrust, zijn de toenemende aanwijzingen dat de acties steeds meer worden gecoördineerd en zich een losse doch brede coalitie heeft gevormd die heel de regio dreigt te destabiliseren. Congolese Maji-Maji milities ondersteunen de acties van Rwandese rebellen die vanuit Congo opereren en grote delen van Noord-Rwanda bestoken. Diezelfde rebellen staan op hun beurt Burundese rebellen bij, die eveneens vanuit Oost-Congo opereren. En zowel Rwandese als Burundese rebellen maken samen met de restanten van het oude Mobutu-leger en Maji-Maji milities deel uit van de zgn. Verenigde Democratische Krachten, een obscure verzameling van milities en rebellenbewegingen die vanuit Oost-Congo in West-Oeganda een campagne voert tegen het regime in Kampala. Geen van deze milities zou vandaag zijn strijd kunnen voortzetten mocht niet vanuit Oost-Congo probleemloos kunnen worden geopereerd. Kabila slaagt er niet meer in dit deel van Congo onder controle te krijgen. Dit bleek vorige week nogmaals duidelijk wanneer ontevreden Banyamulenge-militairen, die aan de oorsprong liggen van de alliantie die in 1997 het Mobu-tu-regime ten val bracht, in Bukavu deserteerden. Maar precies hier ligt de schakel voor de verdere evolutie van de regio. Hoewel de situatie in Oost-Congo onlosmakelijk verbonden is met het voortdurend geweld in de buurlanden Rwanda en Burundi en een pacificatie afhankelijk is van een oplossing van het Burundese en Rwandese conflict, is het wegvallen van iedere staatsmacht in dit deel van Congo een van de belangrijkste redenen van de verdere uitbreiding ervan. Onmiddellijk werpen zich een aantal parallellen op met de situatie voor de totstandkoming van de coalitie tegen het Mobutu-regime. De steun die de Banyamulenge-opstand   eind   1996

President Kabila beschuldigde de vertegenwoordiger van Unicef in Noord-Kivu als brievenbus te fungeren van de rebellen Ook een lid van het VN-onderzoeksteam werd 24 u vastgehouden

Inmiddels beschuldigt VN-vertegenwoordiger Garreton het nieuwe regime van ondemocratische praktijken en schending van mensenrechten. (red)

kreeg van buurlanden Rwanda, Oeganda en Burundi werd hoofdzakelijk ingegeven door de toenemende dreiging die uitging van de vluchtelingenkampen en het wegvallen van iedere staatscontrole in het oostelijk deel van Zaïre. Vandaag is de kans reëel dat zich een gelijkaardig scenario voltrekt. Zowel Oeganda, Rwanda als Burundi krijgen in toenemende mate af te rekenen met aanvallen van rebellen die in Congo ongestoord hun basissen kunnen uitbouwen en probleemloos de grens kunnen oversteken. Hoewel allicht geen van hen bij machte is een regimewissel in eigen land te forceren, dreigen zij een hele regio te destabiliseren, wat vooral de positie van de volgers van de harde lijn in onder andere Kigali en Bujumbura zal versterken. Geruchten over een nakend regionaal offensief in Oost-Congo klinken steeds luider. Maar ook nu moet getwijfeld worden aan de slaagkansen van dergelijke operatie. De kans dat zich hiertegen een brede en hechtere coalitie vormt tussen de verschillende rebellengroeperingen, is uitermate groot. Er mag hierbij van uitgegaan worden dat deze nieuwe en autonome machtscentra op de steun van een deel van de Oost-Congolese bevolking kunnen rekenen. De latente negatieve gevoelens jegens de Tutsi en Banyamulenge vonden in de verschillende recente evoluties een belangrijke voedingsbodem; bovendien zou het een enorme verbeeldingskracht van de lokale bevolking vereisen om dergelijke operatie niet te zien als een volgende poging tot annexatie van Oost-Congo door de buurlanden. Wat als een opkuisopera-tie zou zijn bedoeld, zou dan ook kunnen eindigen in een hevige strijd op regionale schaal tussen twee tegen over elkaar staande coalities. Wil Kabila zijn machtspositie consolideren dan dient hij dringend het hoofd te bieden aan de instabiele situatie in Oost-Congo. Zoniet is een herhaling van het scenario van eind 1996 haast onafwendbaar. Deelname aan een mogelijke gezamenlijke militaire operatie tot ontmanteling van de verschillende autonome gewapende rebellenbewegingen zou allicht betekenen dat hij de weinige steun die hij in dit deel van Congo nog heeft, volledig verliest. Maar wil Kabila de zwaar verstoorde interne orde herstellen, dan resten hem niet veel meer opties dan de invloed van de buren terug te dringen. In dit geval zal hij zelf een antwoord moeten formuleren op de destabiliserende activiteit van de vanuit Oost-Congo opererende rebellenbewegingen.

Koen Vlassenroot, Vakgroep ‘Studie van de Derde Wereld’ Universiteit Gent