Een gevolg van de Amerikaanse politiek

In de reeks massaslachtingen van de afgelopen decennia blijft het gruwelverhaal van de Rode Khmers uitzonderlijk en raadselachtig. Geen enkel algemeen criterium als drijfveer voor deze massamoord lijkt geldig. Franco liet na zijn overwinning nog 200.000 mensen terechtstellen. Soeharto kwam aan de macht na massale slachtpartijen. Bosnië en Rwanda werden geteisterd door regelrechte genociden. In al die gevallen kon men zeggen dat het ging om groepen mensen die men als “vijanden” of “tegenstanders” kon beschouwen. Dat doet niets af aan de misdadigheid van deze massamoorden, maar het maakt ze tenminste “begrijpbaar” (wat nog iets anders is dan “begrijpelijk”). Zelfs de moord op zes miljoen joden onder het nazi-regime heeft, in al zijn criminele irrationaliteit, ergens nog een zekere “ratio”: de joden werden immers als groep uitgeroepen tot een soort ongedierte dat moest worden uitgeroeid.

Geen van al deze criteria is van toepassing op de uitroeiing van twee miljoen Cambodjanen (vroeger sprak men van 1 a 3 miljoen, vandaag houdt men het op 2 miljoen, maar het juiste aantal zal wel nooit worden achterhaald). Een deel van dit aantal kwam om bij de deportaties van mensenmassa’s uit de steden naar het platteland. Het was immers de bedoeling, Cambodja terug te voeren naar een idyllische “Gouden Eeuw” van de ideale boerenstaat. Dat was de “ratio” van de hele onderneming. Deze doctrine sloot ook in, dat elk spoor van moderne beschaving radicaal moest worden uitgewist, en die uitwissing bestond in het uitmoorden van al wie op enigerlei wijze blijk gaf van ontwikkeling en beschaafdheid. Zelfs het dragen van een bril of het lezen van een boek of een krant kon als aanwijzing gelden dat men te maken had met een decadent iemand die moest worden afgeslacht. Dit was een pseudo-klassenstrijd in de meest primitieve en barbaarse vorm.

Wie waren de mensen die een dergelijk monsterlijk waanidee hadden uitgedacht en toegepast? Van drie van hen zijn de namen in het Westen goed bekend: de zopas overleden Pol Pot, Jen Sary (zwager van Pol Pot) en Khieu Samphan. Alledrie behoorden ze tot de hogere klassen van Cambodja, twee van hen hadden in Parijs gestudeerd, en alledrie waren ze ontwikkelde mensen die eigenlijk tot de categorie behoorden die moest worden uitgeroeid. Misschien is dit een raadselachtig gegeven. Maar misschien is het ook de verklaring: misschien zijn alleen ontwikkelde mensen in staat tot het bedenken van een irreële utopie als de maatschappijvorm die de Rode Khmers poogden te verwezenlijken, en tot het cultiveren van de psychologische mentaliteit die nodig was om de utopie ook door te voeren met de meest extreme middelen.

Wellicht heeft dit te maken met de wijze waarop de Rode Khmers aan de macht zijn gekomen. Het Cambodja van Prins Sihanoek – zelf een ongecomplexeerde bon-vivant -had zich buiten de Vietnam-oorlog weten te houden dank zij de gladde handigheid van het staatshoofd. Dit blijkbaar toch labiele evenwicht werd brutaal verstoord, toen de Amerikanen Cambodja binnenvielen om de toevoerroute af te snijden die in het grensgebied tussen Cambodja en Vietnam liep, en via dewelke Noord-Vietnam materiaal voor de oorlog in het zuiden aanvoerde. Men kan vermoeden dat deze inval voor de Cambodjaanse bevolking een traumatiserende ervaring was. In elk geval blijkt de chaotische situatie die eruit ontstond de Rode Khmers aanzienlijk te hebben versterkt, zodat ze, na de nederlaag van Amerika in Vietnam, Cambodja aan hun gezag konden onderwerpen. De inname van Pnom Penh volgde vrij snel op de val van Saigon na de terugtrekking van de Amerikaanse troepen. Amerika mag dan de overwinning van de Rode Khmers niet gewild hebben, maar ze waren er wel verantwoordelijk voor.

Vietnam heeft Cambodja bevrijd van de nachtmerrie. Maar voor Amerika was Vietnam de agressor die Cambodja was binnengevallen. Jarenlang bleven Amerika en het westen de verdreven Rode Khmers verdedigen als de legitieme vertegenwoordigers van het land in de Verenigde Naties.

Aanvankelijk leek het erop, dat de “communistische” Rode Khmers de bondgenoten van het communistische Vietnam zouden worden. Zo liep het echter niet. Dezelfde pathologische uitzinnigheid waarmee de Rode Khmers de eigen bevolking terroriseerde en uitmoordde, richtte zich na verloop van tijd ook tegen Vietnam. Dat had ook te maken met andere factoren. Vietnam had tijdens de oorlog de hulp ontvangen van de Sovjet-Unie en (zij het in mindere mate) van China, en had geen gevolg gegeven aan de druk van China om het bondgenootschap met de Sovjet-Unie op te zeggen. Na de oorlog leidde deze spanning zelfs tot een inval van China in Vietnam, waar de Chinezen hun slag echter niet thuishaalden. De Rode Khmers daarentegen leunden bij China aan, en zullen dan ook door China zijn aangemoedigd om het Vietnam lastig te maken. De voortdurende grensincidenten tussen Cambodja en Vietnam leidde er tenslotte toe, dat Vietnam – noodgedwongen zou men kunnen zeggen – Cambodja binnenviel, de Rode Khmers verdreef en een regime installeerde dat Vietnam goed gezind was. Vietnam heeft Cambodja bevrijd van de nachtmerrie.

Zo begreep Amerika het echter niet. De nederlaag in Vietnam was nog lang niet verteerd en zou overigens nog lang onverteerd blijven. Voor Amerika was Vietnam de agressor die Cambodja was binnengevallen. Jarenlang bleef Amerika en, globaal genomen, het hele Westen de verdreven Rode Khmers verdedigen als de legitieme vertegenwoordigers van Cambodja in de Verenigde Naties. Daarmee konden ze de Sovjet-Unie, bondgenoot van Vietnam, een hak zetten. Zij deden daar natuurlijk ook het communistische China een plezier mee, maar dat minder erg, omdat China zwakker was dan de Sovjet-Unie en dus niet als de eerste vijand van Amerika gold. Zo ziet men hoe weinig de cynische “realpolitik” zich bekommert om de mensenrechten. 

Pol Pot, het symbool van het Cambodjaanse drama, is nu dood. Zijn medestanders, Jeng Sary, Khieu Samphan, Noen Chea, Ta Mok (bijgenaamd de “slachter”) zijn nog in leven met een kleine schare volgelingen ergens in het moeilijk toegankelijke berggebied, waar ze af en toe nog een slachtpartij kunnen aanrichten onder hun eigen volgelingen. Hun “historische” rol is uitgespeeld, maar de “killing fields” die ze hebben aangericht blijven in de herinnering gegrift. Minder diep in de herinnering gegrift is de bescherming die ze jarenlang van het westen hebben genoten als “officiële vertegenwoordigers” van het Cambodjaanse volk.

W. Courteaux