Cuba en MIA

De discussie sleept al een tijdje aan. De Europese Unie ziet de Amerikaanse manier van werken niet echt goed zitten. Ze zou het liefst gerust gelaten worden, uiteraard, maar ze blijft wel aan de gesprekstafel zitten. Want Washington dwingt op een arrogante manier het dossier op de voorgrond: de wetten Heims-Burton voor Cuba en Kennedy-Amato voor Libië en Iran moeten worden toegepast. Nadien is deze zaak van uit de Wereldhandelsorganisatie (WTO) doorgeschoven naar de OESO, in het kader van de discussies over het Multi Investeringsakkoord (MIA). Volgens recente berichten(°) zou dit dossier nu ook uit de MIA-onderhandelingen zijn gehaald. Maar zal het basisprincipe – verbod op investeringen in genaaste ondernemingen – dat de VS willen zien opgenomen in het MIA, ook worden geschrapt? Bovendien zullen de gesprekken omtrent Cuba wel in een ander forum worden verdergezet.

Mogelijk vergelijk WTO Internationaal recht

(°) Struikelt het MAI over Cuba? X. Declercq in Oxfam-Nieuws nr 108

Het compromis dat eventueel in de lucht hangt betreft een mogelijke verzachting van de wet Helms-Burton in ruil voor het opgeven van het recht van de afzonderlijke EU-leden om zelf hun buitenlandse politiek ten aanzien van Cuba te kunnen bepalen. Diplomaten verklaren met name openlijk dat er binnen de EU een bereidheid leeft om Cuba op te offeren voor concessies in ’t geval van Iran en Libië. In het algemeen is men van oordeel dat Cuba het zeker niet waard is om de transatlantische relatie te verstoren.

De verzachting van de wet zou erin bestaan het artikel IV ervan te laten intrekken dat met name de toegang tot de VS ontzegt aan “traffickers” in genationaliseerde eigendommen in Cuba. De boetes voorzien in artikel III werden door Clinton in januari 1997 voor onbepaalde tijd uitgesteld. Het ligt in de bedoeling om de afzonderlijke landen van de EU te binden aan EU-re-gelgeving om investeringen in Cuba te verhinderen. De vorm waarin dit gegoten wordt, zou uit een geheel van “gedragscodes” bestaan, die investeringen door Europese onderdanen moet afschrikken in bezittingen die werden genaast op Cuba door landhervorming en nationalisatie.

Aangezien dit over een bijzonder groot deel van de Cubaanse economie gaat, betreft het hier eigenlijk een stopzetting van investeringen in Cuba.

Het expliciete doel van de wet Helms-Burton is de Cubaanse economie te doen instorten door ze van alle buitenlandse investeringen af te snijden. De daaropvolgende diepgaande economische crisis moet een sociale explosie in Cuba veroorzaken die uiteindelijk moet leiden tot het omverwerpen van het huidige bewind. Dit staat gekend als de drukkookpan-strategie. Essentieel is het element dat de VS hun eigen wetgeving aan de wereld wil opdringen. Het feit dat de EU in deze onderhandelingen blijft participeren, is op zich onaanvaardbaar.

De meest voor de hand liggende verklaring voor het opgeven van een eigen onafhankelijke politiek t.a.v. Cuba, is dat de EU door een serie van misvattingen en verkeerde beoordelingen tot dit standpunt is gekomen. De basis ligt in de keuze van de plaats waar men het dispuut wou regelen: de Wereldhandelsorganisatie. Door het als een handelsgeschil te behandelen zit Europa op een verkeerd pad: de wet Helms-Burton gaat om een schending van het internationaal recht, niet om een handelsconflict.

De door EU-commissaris Sir Leon Brittain zelfgekozen rol van onderhandelaar met de VS begint vrijwel direct nadat de wet was aangenomen. In een poging de internationale gemeenschap achter deze wet te krijgen, benoemde president Clinton, Stuart Eizenstat (toen nog ondersecretaris van buitenlandse handel) tot speciaal afgezant. Eizenstat is vooral de voormalige VS-ambassadeur bij de Europese Unie. Sir Leon is voor hem dus geen onbekende. Toen de. EU-commissaris binnen enkele weken al de zaak voor de WTO bracht, garandeerde hij eigenlijk dat verdere onderhandelingen in het raamwerk van een handelsconflict zouden verlopen. De grond van de zaak werd aldus niet aangeraakt: het recht van elk land om z’n internationale relaties zelf te bepalen.

Dat deden intussen verschillende landen. Cuba sloot bilaterale overeenkomsten met bijvoorbeeld Groot-Brittannië, Italië, Duitsland, Spanje en Frankrijk. Het zal duidelijk zijn dat deze overeenkomsten volstrekt inhoudsloos worden wanneer een zelf opgelegd EU-moratorium op investeringen op Cuba “waarover Sir Leon Britain onderhandelt” in werking treedt.

Washington zegt dat haar beleid van investeringsverbod naar geconfisqueerde eigendommen het concept van eigendomsrechten beschermt. Maar het weze duidelijk: het nemen van eigendommen van burgers door de eigen regering is geen inbreuk op het internationaal recht. Daarom kan een land dan ook alleen compensatie-claims van eigen onderdanen “op het moment van confiscatie” ondersteunen. Door steun te geven aan de claims van niet-VS-staatsburgers op het moment van onteigening “in dit geval de Cubano-Amerikanen” is Helms-Burton in strijd met het internationaal recht. Een staat een eigen buitenlandse politiek ontzeggen is dat eveneens. Het Internationale Gerechtshof van Den Haag stelde in de zaak Nicaragua versus USA: “(…) Dit principe verbiedt alle staten, hetzij direct, hetzij indirect, te interveniëren in de interne of externe zaken van andere staten. Een interventie die betrekking heeft op zaken die elke staat vrijelijk kan beslissen volgens het principe van de soevereiniteit is een ontoelaatbare interventie. Een eigen buitenlandse politiek is daar een van. Interventie is niet toelaatbaar wanneer het dwangmaatregelen gebruikt met betrekking tot zulke keuzes die vrij moeten blijven.”

Precedent

Leon Brittain zal wel een opschorting krijgen van artikel IV van de Helms-Burton wet. Zoals senator Helms al heeft opgemerkt: “Er zal geen noodzaak meer zijn voor artikel IV tegen de Europeanen op het moment dat de EU zelf verbiedt om zich nog met de Cubaanse economie in te laten”.

Bewerking van een artikel dat in het Nederlandse Cuba-lnfo verscheen van december 1997 Met dank aan de Stichting Cuba Si.