MIA – De dictatuur van het transnationaal investeringskapitaal

In de achterkeuken van de OESO in Parijs wordt een heuse verwoestingskracht gebrouwd. Sedert 1995 zijn namelijk de specialisten van de 29 rijkste industriestaten ijverig aan het kokerellen om de richtlijnen en regels uitte werken van een multilateraal investeringsakkoord, het MIA. (zie ook Vrede nr. 327)

Deze gesprekken worden in alle geheimhouding gevoerd. Het is echt per toeval dat de inhoud van hun denkwerk en geheimdoenerij naar buiten is gekomen en de NGO-wereld de kat de bel kon aanbinden. Zo heeft men nog tijdig(?) de mogelijke ravage van het MIA-ontwerpverdrag kunnen inschatten. De tekst bevat zo ongeveer 190 blz. en is voor 90% klaar. Deze geheime OESO-onderhandelingen worden geleid door de Nederlander Frans Egering, de ondervoorzitters zijn Alan Larson (VS) en Kenichi Suganuma (Japan).

Met het MIA willen de 29 rijke OESO-landen aan het transnationale investeringskapitaal en maatschappijen een bredere actiebasis geven. Zo wordt in dit verdrag het recht van de investeerders op speculatie vastgelegd. Naar de mening van de technocraten moeten aan het transnationale investeringskapitaal speciale rechten en privilegies toegekend worden. De staten en regeringen moeten de buitenlandse investeringsmaatschappijen beter behandelen dan de lokale ondernemingen, ze mogen hen geen verplichtingen opleggen.

Het MIA-verdrag benadrukt het recht voor vrij geldverkeer. Er mogen aan de buitenlandse bedrijven geen bepalingen opgelegd worden die dit principe aan banden zou leggen.

Investeerders zonder grenzen

Er moet een absolute waarborg zijn dat men de transnationale investeerders niets in de weg mag gelegd worden, dat in geval van onteigening ze recht hebben op schadeloosstelling. Men kan hen geen lokale en niet conforme belasting opleggen die in tegenstrijd is met de verdragsbepalingen, of die door de transnationale maatschappijen kan geïnterpreteerd worden als een sluipende onteigening. In dit laatste geval kunnen ze een schadeclaim opstellen.

MIA gaat de rollen omkeren, in plaats dat de overheid de economie reglementeert, zullen de transnationale maatschappijen dank zij dit verdrag, het beleid en de restricties bepalen waar de regering van het gastland waar ze zich vestigen, moet aan voldoen. MIA regeert en reglementeert. In plaats dat de gemeenschap, de overheid dus, de voorwaarden bepaalt waaronder buitenlandse investeringen toegelaten worden, kan buitenlands kapitaal wezenlijke belangrijke economische sectoren opkopen en controleren. Zo kan en zal de overheid verplicht worden iedere bepaling in te trekken, die door deze buitenlandse investeringsmaatschappij als een obstakel en discriminatie in haar toegang tot de lokale markt wordt beschouwd. Alles wat als een bevoordeling van de lokale ondernemingen kan worden aanzien moet verdwijnen.

Gemeenschap buiten spel

De overheid zal hulpeloos moeten toezien hoe een unilaterale beslissing van een handvol buitenlandse zakenmensen, het leven van de burgers plots een andere wending geven. De regeringen echter hebben niet het recht ten opzichte van de transnationationale ondernemingen een schadeclaim in te dienen in het geval dat de belangen van burgers geschaad worden door het optreden van deze buitenlandse ondernemingen.

Hierdoor ondergraaft het Mia-verdragsontwerp het statuut van zelfstandigheid van ieder land dat aan de buitenlandse investeerder een beperking zou willen opleggen. Volgens de bekend geraakte tekst is het aan het gastland niet toegelaten bepalingen op te leggen met betrekking tot verplichte en bijkomende tewerkstelling van plaatselijke werknemers, of de verplichting om lokale diensten en producten in hun productieproces te verwerken. De controle over verkoop van land moet in overeenstemming zijn met deze van het verdrag en moet volop toegankelijk zijn voor de buitenlandse investeerders. Het gastland kan geen verplichting opleggen de winsten te herinvesteren in de economie van het land.

Ongeregeld

Cru gesteld komt dit neer op het opgeven van de wettelijke controle op het economisch gebeuren, en ook op afbraak en afschaffen van de subsidie aan kleine lokale ondernemingen. De overheid in het gastland verliest aldus elke mogelijke beïnvloeding van de economie. Ze zal niet meer bij machte zijn financiële fiasco’s trachten te verhinderen zoals deze waarmede een ganse reeks Aziatische landen geconfronteerd zijn geworden. Het land wordt nog kwetsbaarder tegenover speculatieve aanvallen op de munt en druk van de grote internationale banken en financiële instellingen. Het probleem rond het MIA-verdrag beperkt zich niet tot het domein van de nationale cultuur tegenover de dominantie van de transnationale mediaondernemingen. Haar tentakels dringen door in alle sectoren van de menselijke samenleving.

Het is een charta voor het kapitaal, waarbij de investeerders alle rechten hebben. Men verplicht de overheid een gunstig investeringsklimaat te scheppen. Daartoe hoort o.m. verhinderen dat het tot sociale uitbarstingen komt. Dat betekent dat sociale conflicten zoals stakingen, bedrijfsbezettingen niet langer veroorloofd zijn, dat geldt ook voor milieu-acties tegen buitenlandse bedrijven en boycot van. Bijgevolg kan de overheid van het gastland vervolgd worden, omdat zij niets heeft ondernomen tegen dergelijke acties van de burgerbevolking die het buitenlands bedrijf belet zijn economische doelstelling te bereiken.

Claims

De schadeclaims zullen niet voor de jurisdictie van het gastland behandeld worden, maar voor een internationale arbitrage. De staat of de lokale overheid zal hier geen kans krijgen zijn gelijk te halen door zich te beroepen op de geldende nationale wetten en reglementeringen. Voor deze commissie gelden alleen de bepalingen en regelgevingen zoals bepaald in de verdragen van internationale organisatie: OESO,MIA,WTO,NAFTA en EU. De gemeenschap zal de schadeloosstelling moeten betalen aan de klagende investeringsgroep.

De nationale regering zal met alle middelen trachten te vermijden dat ze met dergelijke schadeclaims geconfronteerd wordt. De vrees is dus niet onterecht dat de eigen reglementering op gebied van syndicale vrijheid, democratische rechten en milieubepalingen – die door het MIA als strijdig met de verdragsbepalingen beschouwd kunnen worden – door de overheid van het gastland aan banden zal worden gelegd of buiten werking worden gezet. In de praktijk komt dit neer op de afbraak van sociale en democratische verworvenheden van de burgers. Het kan voor gekozen organen, zoals het parlement, zelf gevaarlijk zijn om het thema van MIA en zijn nefaste aspecten te bespreken, eens het verdrag door het land is ondertekend. Dergelijke discussie zou door de buitenlandse investeerder als een aantasting van zijn imago kunnen geïnterpreteerd worden. Als het buitenlands kapitaal hinder meent te ondervinden in haar economische activiteiten – en bijgevolg daardoor een financiële schade meent te leiden – zal ze die voor een eventuele internationale arbitragecommissie willen verhalen op de regering uit het gastland. Zo kan gesteld worden dat het MIA de burgers van staatsburgerschap ontneemt. Het investeringskapitaal zal overal thuis zijn, de burgers rechteloos.

Sneeuwbal

De 29 rijke OESO landen willen eerst onder elkaar tot overeenstemming komen, om nadien het verdrag aan de rest van de wereld op te dringen. Sedert 1995 werken ze met geduld – en een zekere agressiviteit – om hun machtsuitbreiding en hun greep op de globale economie een rechtsbasis te geven. Het maakt het transnationaal kapitaal nog sterker tegenover de ontwikkelingslanden. De investeerders willen in deze landen aanwezig zijn voor 3 belangrijke redenen en voorwaarden. Ze willen zeker zijn dat hun kapitaal gerepatrieerd kan worden naar het moederbedrijf. Verder willen ze hun kapitaalinbreng combineren met goedkope arbeidskost, om de productiekosten te verminderen. Ten derde zoeken ze via hun inplanting ook toegang tot de grondstoffen van het gastland. Daar de ontwikkelingslanden in de huidige globale economie afhankelijk zijn van de goodwill van de transnationale maatschappijen, hebben ze praktisch geen andere keuze dan zich te onderwerpen aan deze nieuwe dictaten van de buitenlandse investeerders, zoniet zien zij de nodige investeringen aan hun neus voorbijgaan.

België

Wat is de houding van de Belgische regering?

Als de senatoren Pierre Jonckheere (Ecolo), Philippe Mahoux (PS) en Madeleine Willame (PSC) de minister Maystadt niet zouden geïnterpelleerd hebben dan zouden we nog steeds niets weten over de houding van de Belgische regering ten opzichte van het MIA-ontwerpverdrag zoals het nu voorligt. Minister Maystadt heeft onomwonden verklaard dat de Belgische regering gunstig staat tegenover MIA zoals het door de OESO is uitgewerkt, mits voorbehoud tegenover bepaalde punten. In zijn antwoord heeft de minister nagelaten voor de aanwezige senatoren, en dat waren er niet veel, een grondige toelichting te geven over de inhoud van de MIA tekst zoals hij nu voorligt. Vele van onze gekozen politieke mandatarissen zijn totaal – bewust of onbewust – onwetend wat in de Parijse achterkeuken van de OESO gebrouwd wordt, bijgevolg zou een degelijke voorlichting van onze regering voor de gekozen parlementen niet ongepast zijn.

Dergelijk voorbehoud vindt men ook bij anderen regeringen van de OESO. Dat toont duidelijk aan dat zelf in de OESO-club men wel een investeringsregeling wil klaarstomen ten nadele van de werknemerswereld en hun sociale organisaties, maar dat tegelijkertijd de onderlinge rivaliteit tussen de drie grote economische polen van de mondiale economie, met name Europa met de EU, de VS en Japan zich duidelijk

profileert.

Het ziet er kennelijk naar uit dat de huidige voorstellen door de ministeriële Oeso-vergadering van de komende weken, naar alle waarschijnlijkheid niet zullen ondertekend worden. De VS heeft namelijk besloten het verdrag zoals het nu voorligt niet te ondertekenen, omdat de Europeanen niet kunnen instemmen met de extra-territorialiteit van de wetten Helms-Burton en d’Amato, waarbij de VS haar hegemoniepolitiek op wereldvlak kracht wil bijzetten.

Andere staten hebben bezwaar en vrezen dat de MIA arbitrage zal opstarten wanneer ze van mening zijn dat de rechten van investeerders aangetast worden.

Zelf wanneer ze niet tot een ondertekening van de ontwerptekst van MIA komen, moeten we waakzaam blijven, want dit uitstel betekent nog geen afstel. Het transnationaal kapitaal heeft in de globaliserende economie een M|A-verdrag nodig om haar handelingen een juridische en regelende basis te geven.

Democratie

We zouden ons toch de vraag moeten stellen, wie deze regels waaronder we allen zullen moeten leven, opgesteld heeft: de transnationale maatschappijen en speculanten of de vertegenwoordigers van gekozen overheden van de Oeso-landen?

In de Parijse achterkeuken zijn het vertegenwoordigers van regeringen die het Mia-voorschrift uitdokteren. Bijgevolg wanneer het verdrag tot stand komt zal het een politieke beslissing zijn.

Door een politieke beslissing zal men een economisch systeem in praktijk brengen dat zal leiden naar machteloosheid van de politiek. Het zijn de staten zelf die zichzelf op deze wijze ieder beslissingsrecht ontzeggen. Maar tegenover de burgers van hun land stellen dezelfde politieke mandatarissen zich graag voor als vurige verdedigers van het volk. Het gaat hem niet om een specifieke sector, zoals bijvoorbeeld cultuur, buiten de greep van het MIA-verdrag te houden, het probleem is dat MIA niet mag ingaan, daar het alle domeinen van het maatschappelijk leven tot in de ziel treft.

De kapitalistische economie is nooit in staat geweest datgene wat zij produceert op een juiste wijze te verdelen. Ze heeft alleen maar oog voor haar primaire doelstelling en die is winst. Antoine Uytterhaeghe