Het communistisch manifest

150 jaar geleden, in februari 1848, publiceerden Karl Marx en Friedrich Engels het Communistisch Manifest. Sindsdien is er heel wat water naar de zee gelopen. De tijden zijn veranderd. Oorlogen, revoluties, dekolonisatie, de ineenstorting van het bureaucratisch socialisme e.a. gebeurtenissen zijn er over heengegaan. De wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die Marx en Engels vanzelfsprekend niet hadden kunnen voorzien.

En toch, wanneer je b.v. onderstaande teksten leest, dan zal het opvallen dat Marx en Engels de vinger op de wond hadden gelegd.

Dat in het tijdperk van de globalisering, 150 jaar later, nog heel wat analyses brandend actueel blijven kan zeker niet betwist worden, (ads)

“De burgerlijke verhoudingen zijn te eng geworden om de door haar geschapen rijkdom te omvatten. -Waardoor overwint de bourgeoisie de crises? Enerzijds door de gedwongen vernietiging van een massa productiekrachten; anderzijds door de verovering van nieuwe markten en de nog grondiger uitbuiting van oude markten. Waardoor dus? Door alzijdiger en geweldiger crises voor te bereiden en de middelen om crises te voorkomen, te verminderen.

De wapenen, waarmee de bourgeoisie het feodalisme te gronde heeft gericht, richten zich nu tegen de bourgeoisie zelf.

Maar de bourgeoisie heeft niet slechts de wapenen gesmeed, die haar de dood brengen; zij heeft ook de mannen voortgebracht die deze wapenen zullen hanteren, – de moderne arbeiders, de proletariërs. In dezelfde mate waarin de bourgeoisie, d. w.z. het kapitaal zich ontwikkelt, ontwikkelt zich het proletariaat, de klasse van de moderne arbeiders, die slechts zo lang leven als zij arbeid vinden. en die slechts zo lang arbeid vinden als hun arbeid het kapitaal ver-meerdert. Deze arbeiders, die zichzelf stuksgewijs moeten verkopen, zijn een waar als ieder ander handelsartikel en daarom evenzeer aan alle wisselvalligheden van de concurrentie, aan alle schommelingen van de markt blootgesteld.

De arbeid van de proletariërs heeft door de uitbreiding van de machinerie en door de arbeidsdeling elk zelfstandig karakter en daardoor iedere bekoring voor de arbeiders verloren. Hij wordt niets dan een aanhangsel van de machine, van wie slechts de eenvoudigste, eentonigste, gemakkelijkst te leren handgreep wordt verlangd. De kosten, die de arbeider veroorzaakt, beperken zich daardoor bijna uitsluitend toe de levensmiddelen die hij voor zijn onderhoud en voor de voortplanting van zijn ras behoeft. De prijs van een waar, dus ook van de arbeid, is echter gelijk aan de productiekosten. Naarmate het weerzinwekkende van de arbeid toeneemt, vermindert dus het loon. Sterker nog: naarmate de machinerie en de arbeidsdeling toenemen, neemt ook de massa van de arbeid toe, hetzij door vermeerdering van de arbeidsuren, hetzij door vermeerdering van de in een gegeven tijd vereiste arbeid, versnelde loop der machines, enz.

De moderne industrie heeft de kleine werkplaats van de patriarchale meester in de grote fabriek van de industrie-Ie kapitalist veranderd. Arbeidersmassa’s, in de fabriek opeengedrongen, worden militair georganiseerd. Zij worden als gewone soldaten van de industrie onder toezicht van een volledige hiërarchie van onderofficieren en officieren geplaatst. Zij zijn niet alleen de knechten van de bourgeoisklasse, van de bourgeoisstaat, zij worden iedere dag en ieder uur geknecht door de machine, door de opzichter en vooral door de afzonderlijke, fabricerende bourgeois zelf. Deze dwingelandij is des te kleingeestiger, hatelijker en wekt des te meer verbittering, hoe openlijker zij het winst maken als haar doel proclameert.

Hoe minder vaardigheid en krachtsinspanning de handenarbeid eist, d.w.z. hoe meer de moderne industrie zich ontwikkelt, des te meer wordt de arbeid van de mannen door die van vrouwen verdrongen. Onderscheid van geslacht en leeftijd heeft voor de arbeidersklasse geen maatschappelijke betekenis meer. Er bestaan nog slechts arbeids-instrumenten, die naar gelang van leeftijd en geslacht verschillende kosten meebrengen.”

“Maar met de ontwikkeling van de industrie neemt het proletariaat niet alleen in aantal toe; het wordt in grote massa’s opeengehoopt, zijn kracht groeit en het wordt zich die meer bewust. De belangen, de levensomstandigheden binnen het proletariaat, worden onderling steeds meer gelijk doordat de machine al meer de verschillen in de arbeid uitwist en bijna overal het loon tot hetzelfde lage peil neerdrukt.

De groeiende concurrentie tussen de bourgeois onderling en de daaruit voortkomende handelscrises maken het loon van de arbeiders steeds wankelen de zich steeds sneller ontwikkelende. onophoudelijke verbetering van de machinerie maakt hun gehele levenspositie steeds onzekerder: steeds meer nemen de botsingen tussen de afzonderlijke arbeiders en de afzonderlijke bourgeois het karakter aan van botsingen tussen twee klassen. De arbeiders beginnen coalities tegen de bourgeoisie te sluiten; zij sluiten zich aaneen ter handhaving van hun arbeidsloon. Zij stichten zelfs duurzame organisaties om zich bij voorkomend verzet van voedsel te voorzien. Hier en daar slaat de strijd in oproer over.”

Van 13 tot 16 mei 1998 zal te Parijs een internationaal colloquium plaats hebben met als tema “Honderdvijftig jaar later…”. Tot heden hebben personen uit 60 landen aangekondigd hieraan te zullen deelnemen