Het IMF in Zuid-Oost-Azië

Neoliberale recepten voor de financiële crisis in Zuid-Oost-Azië

Op de financiële crisis in Zuid-Oost-Azië hebben de heersende politieke en economische machthebbers maar één antwoord klaar: verder liberaliseren. Dit hoewel nu toch wel duidelijk moet worden dat dit pad doodloopt en de getroffen landen alleen nog meer afhankelijk worden gemaakt van vlottende kapitaalstromen.

27 oktober heeft een voorlopige domper op de euforie rond de Aziatische tijgers geplaatst. Die dag krijgen de meeste beurzen forse klappen. De Dow Jones zakt met 7,2%. Ook Frankfurt, Londen, Parijs en Brussel delen in de klappen. In Hong Kong zakken de koersen zelfs met meer dan 10%. Reeds maanden voor deze spectaculaire neergang waren er tekenen van onrust op de kapitaalmarkt. Wat begon als een mini-crisis met de devaluatie van de Thaise Bath, ontaardde in een schokgolf met een immense kapitaal-vlucht uit landen als Indonesië, Thailand, Zuid-Korea, Filipijnen en Maleisië. Op een paar maanden tijd is de regio 300 miljard dollar armer gemaakt. Voor de gezaghebbende financiële wereld is er geen vuiltje aan de lucht. Op de jaarvergadering van het IMF en de Wereldbank in Hong Kong was de eensgezindheid groot. “Particuliere kapitaalstromen zijn voor het internationale geldsysteem veel belangrijker geworden, en een steeds opener en vrijer systeem heeft de wereldeconomie grote voordelen gebracht”, aldus de Verklaring van Hong Kong. “De kapitaalbewegingen” zo heet het, “werken investeringen, groei en voorspoed in de hand” en ze zijn noodzakelijk om “het spaargeld naar zijn meest productieve aanwending” te vergemakkelijken. Een houding die perfect correspondeert met de plannen van de WTO (Wereldhandelsorganisatie) om binnen afzienbare tijd onderhandelingen te starten voor een Multilateraal Investeringsakkoord (MAI). Het MAI moet investeren gemakkelijker maken, lees liberaliseren. Het zal er voor zorgen dat individuele landen nog amper een eigen investeringspolitiek kunnen ontwikkelen. Buitenlandse investeerders worden op gelijke hoogte geplaatst als de lokale bedrijven. Het zal dus moeilijker worden om investeringen in bepaalde sectoren te stimuleren die als essentieel worden gezien en anderzijds kan men niet meer verhinderen dat essentiële sectoren volledig overgeleverd worden aan de willekeur van het buitenlands kapitaal. De directeur-generaal van de WTO heeft het over niet minder dan een ‘grondwet voor een ééngemaakte globale economie.’ Binnen de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) hoopt men alvast volgend jaar op een akkoord over het MAI waarna het dan op de WTO-agenda kan worden geplaatst. De ontwikkelingslanden vrezen opnieuw de dupe te worden, maar dat is tussen haakjes.

Liberalisering is oorzaak van de crisis

Het neoliberale discours wordt zonder morren geslikt. Michel Chossudovsky, professor economie aan de universiteit van Ottawa, haalt in Le Monde Diploma-tique (december 1997) fel uit naar media en politici. Chossudovsky verzet zich al jaren tegen de politiek van IMF, Wereldbank en WTO omdat het instellingen zijn die zich schuldig maken aan de verhoging van schuldenlast, sociale afbraak en milieuvernietiging. Chossudovsky maakt een compleet andere en tegengestelde analyse dan wat we doorgaans in de media te horen krijgen. Voor hem is de grote oorzaak van de crisis de veel te grote kapitaalbewegingen. Het gaat hier helemaal niet om kleine spaarders die hopen via hun belegging een centje bij te verdienen. Volgens Chossudovsky is er de laatste tien jaar een enorme concentratie ontstaan van financiële macht. Als gevolg van de grote schuldenlasten die in de jaren ’80 werden opgebouwd gekoppeld aan een gunstig neoliberaal klimaat in het tijdperk Reagan-Thatcher, kwam er een golf van fusies, faillissementen en herstructureringen. Die hele transformatie betekende een grote impuls voor een nieuwe generatie financiers in de zakenbanken, bij de institutionele investeerders, de makelaarskantoren en de grote verzekeringsfirma’s. De fameuze beurskrach in 1987 heeft deze veranderingen gekristalliseerd, zodat enkel de ‘besten’ overleefden.

Concentratie van financiële macht

Onder meer daardoor kwam het de laatste tien jaar tot een enorme concentratie van financiële macht. Daarbij zijn ‘institutionele speculanten’ zich meer en meer gaan toeleggen op traditionele productieve sectoren. Een proces waarbij eigendom wordt vervreemd van producenten van goederen en diensten. Die speculanten hebben nauwelijks nog een band met de reële economie, hoewel ze in staat zijn grote ondernemingen in een faillissement te drijven.

In 1982 was het aantal miljardairs in de VS beperkt tot 13. In 1996 was hun aantal meer dan vertienvoudigd, namelijk 149. Over heel de wereld vertegenwoordigen 450 miljardairs meer kapitaal dan hettotale inkomen (in BNP) van de arme landen die 56% van de bevolking vertegenwoordigen. Het belangrijkste deel van hun vermogen halen deze miljardairs uit activiteiten die zich buiten de reële economie bevinden.

In 1995 bedroeg de dagelijkse transactie van deviezen wereldwijd 1.500 miljard dollar, meer dan de totale wisselkoers reserves van alle centrale banken overal op de planeet (1,2 miljard). Met andere woorden, de institutionele speculanten hebben een groter financieel potentieel dan de instituten die het geld uitgeven. Het wordt dan ook steeds moeilijker om de strijd tegen de speculatie te winnen.

IMF

Instituten en leiders die tot het uiterste pleiten voor het liberaliseren van de markt interveniëren met enorme kapitalen in naam van de vrije markt. Men zet alle middelen in om het systeem zelf te behoeden van de totale ineenstorting. In één adem wordt er aan toegevoegd dat de getroffen landen maatregelen moeten nemen in de richting van een verdere liberalisering of hoe de kwaal plots recept wordt.

Net voor het akkoord tussen Zuid-Korea en het IMF met een monsterpakket van meer dan 50 miljard dollar, bleek dat de reserves aan vreemde valuta op 31 oktober nog maar 30 miljard dollar bedroegen. Twee dagen later bleek dat Seoul al weer 6 miljard armer was geworden. Toen dit de ‘markten’ ter ore kwam, resulteerdeditondanks het IMF-hulppakket in een nieuwe devaluatie van de munt met 20% tegenover de dollar, aandelen die sterk in waarde verminderden en interestvoeten die verder stegen. Blijkbaar is de macht van de speculanten te groot. Het totale hulppakket van meer dan 100 miljard dollar dat onder supervisie van het IMF werd vrijgemaakt heeft de crisis in Zuid-Oost-Azië nog niet kunnen bezweren. De modelstaten en ’tijgers’ van weleer, blijken nu plots verlamd en ontredderd. Het is opvallend dat landen als Vietnam en Indië, die tot nog toe veel minder ver zijn gegaan in het openstellen van hun markten voor vreemd kapitaal, grotendeels gespaard zijn gebleven van de financiële crisis. Is dit louter toeval? Het lijkt er sterk op dat juist de verregaande internationalisering van de Zuid-Oost-Aziatische economieën en hun integratie in de mondiale financiële stromen aan de basis ligt van de malaise van vandaag. Er is de koppeling van de munten aan de regio aan de Amerikaanse munt, met als gevolg dat door de koersstijging van de dollar de export uit die landen duurder werd. Daarnaast is er de concurrerende productie uit landen als China, de dalende vraag naar elektronica-producten in Europa en de stijgende import van luxegoederen en bouwmaterialen voor kantoren (men verwachtte immers een verdere sterke economische groei en dus een stijgende vraag in de immobiliënsector). Het gevolg is een deficit op de handelsbalans, maar ook een toename van de schuldenberg die ontzettende proporties begint aan te nemen zeker nu de munten devalueren. In Thailand waren de netto buitenlandse investeringen gestegen van 2,5 miljard dollar in 1994 naar 4,1 miljard dollar in 1995. De buitenlandse kortetermijnschuld steeg van 29,2 miljard naar 41,4 miljard dollar. Met het dalen van de export (door de koppeling van de Bath aan de duurdere dollar) werd de structurele zwakte van de Thaise economie duidelijk die gebaseerd was op de (door IMF en Wereldbank) aangemoedigde export, in dit geval van producten als elektronica en textiel. Op dat moment vluchtte het kapitaal met enorme hoeveelheden het land uit en werd duidelijk hoe groot de financiële afhankelijkheid wel was. De ‘stabilisatiepolitiek’ van het IMF maakt die afhankelijkheid alleen maar groter, wat vragen doet rijzen over de intenties ervan. Het IMF zweert bij een herschikking van de bankwereld en vooral bij een verdere liberalisering van de economie in ruil voor een zware kapitaalinjectie. In Indonesië bijvoorbeeld kwam de regering op de proppen met een verlaging van de invoerrechten en een reeks stimuli voor de export, dus nog meer mondialiseren. Daarnaast zullen bedrijven die zich in Indonesië willen vestigen, minder streng gecontroleerd worden (I). Buitenlandse beleggers krijgen meer armslag.


De Thailandse financiële crisis Na de financiële crisis die kortgeleden verschillende Aziatische “tijgers” trof schreven sommige journalisten in het westen dat allemaal niet zo’n grote gevolgen zou hebben. Maar bij ieder financiële crisis zijn er winnaars en slachtoffers en het is de kleine man die door de aantasting van zijn koopkracht de gebroken potten betaalt. Zo verloor de Thailandse munt 39,5 % van zijn waarde tegenover de dollar, de Indonesische munt 39,2 %, de Maleise munt 26,8 % en de Filipijnse munt 24,3 %. Tien jaar lang was, tussen 1985en 1994 de Thailandse economie inzake groei per capta, met een opgang van 8 % een van de belangrijkste van de wereld geweest. De netto buitenlandse investeringen waren opgelopen van 2,5 miljard dollar in 1994 tot 4,1 miljoen dollar in 1995. Maar de schuld op korte termijn steeg van 29,2 naar 41,4 miljard dollar. Thailand moet nu een beroep doen op de noodhulp van het Internationaal Monetair Fonds (TM). In de openbare sector worden besparingen geëist met als resultaat dat de Thais, in bijzonder de kleinsten, de broeksriem zullen moeten aanspannen. In de crisisadvertentie in het Amerikaanse zakenblad “Fortune” schrijft de Thailandse overheid niettemin: “De economische fundamentals blijven sterk en zijn op weg om terug te keren naar een langdurige stabiele groei. Als je Thailand beziet als een hete markt voor investeringen bekijk het voortaan als een gecontroleerde warmte. Een warmte die dollars oplevert”. Volgens de Wereldbank zouden de Zuid-Oost-Aziatische landen ieder jaar van 6,5 %tot 7 % van hun Binnenlands product (BBP) moeten investeren tegen 5 % in 1993 om aan de dringende noden te voldoen. Voor de periode 1995-2015 zou bovengenoemd voorstel 192 miljard betekenen voor Indonesië, 50 miljard dollar voor Maleisië, 145 miljard dollar voor Thailand en 48 miljard dotltar voor de Filipijnen. Een onhaalbaar objectief, (ads)

Heilige drievuldigheid: groei, liberalisering en mondialisering

Niet iedereen loopt hondstrouw in de pas van het IMF. De Maleisische premier Mahathir Mohamad gaat wild te keer tegen de ‘westerse speculanten’. Vooral omdat het IMF nu plots doet alsof het al jaren gewezen heeft op een aankomende crisis. Hij citeert dan ook graag uit de toespraak die Michel Camdessus, de topman van het IMF, op 17 juni hield, twee weken voordat de crisis in Thailand begon. Daarin liet hij zich lovend uit over “de juiste houding (van Maleisië) die het vertrouwen van de markten volledig rechtvaardigt”. Mahathirs cynische reactie: “Blijkbaar was dat allemaal niet genoeg om weerstand te bieden aan de primitieve kudde-instincten van de valutahandelaren en de aandelenbeleggers”. Prompt gooit hij de stok in het hoenderhok, door speciale regels en meer controle te eisen voor de valutamarkt. Camdessus wil evenwel niet horen van beperkingen op de valutahandel. Intussen wordt geprobeerd hier en daar toch een aantal ideeën door te drukken zoals het plan om 20 procent van de gelden van muntspeculanten te bevriezen wanneer in het land de financiële hel losbreekt. Gehoopt wordt dat het een soort afschrikkingseffect zou hebben. Andere achten de tijd rijp om het opnieuw over de fameuze Tobin-tax te hebben. Een voorstel voor een heffing op kapitaaltransacties gelanceerd op de top van Kopenhagen in 1995, maar dat werd afgeschoten door onder meer de Verenigde Staten. Iedereen keek dan ook reikhalzend uit naar de APEC-top (het economisch samenwerkingsverband van de Aziatische en Stille-zuidzeelanden) eind november. De stoere verklaringen van Mahathir werden echter niet in pasmunt omgezet. Integendeel. Er werd een akkoord bereikt over de verdere liberalisering van negen sectoren. De Zuid-Oost-Aziatische landen bevestigden daarbij expliciet hun trouw aan de vrijhandel ondanks hun moeilijkheden. Zij denken blijkbaar het verzet van de grootste slachtoffers de baas te kunnen: de werknemers die geconfronteerd worden met afdankingen en dalende koopkracht. Het IMF heeft in de praktijk alleszins nooit veel interesse gehad voor die binnenlandse sociale problemen, wel veel met de mond beleden. Het instituut rekent op de automatische effecten van de heilige drievuldigheid: groei, liberalisering en mondialisering. Voor Renato Rugierro, de topman van WTO is het zo klaar als een klontje: meer werk komt er maar als de economie groeit. En groei komt er maar als we liberaliseren.

Ludo De Brabander