Internationale

“Zo de communistische internationale “centrum van het wereldproletariaat” verdwenen is, zo het idee van een “clandestiene orkestmeester” van de revolutie niet meer de zorg uitmaakt van een aantal ministers van binnenlandse zaken op zoek naar vijanden, dan moet gezegd worden dat het echter met de internationale van de financiers goed gaat. Zij beschikken over hun “politiek bureau”, de nodige gespreksinstanties en alle nodige propagandakanalen. Op dit ogenblik zijn het de Europese commissie, de Wereldbank, het Internationaal Muntfonds (IMF), de Wereldhandelsorganisatie en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), die, meestal in het grootste geheim – zoals de zaak van het Akkoord voor Multilaterale Investeringen (MAI) bevestigt – decreten en beslissingen nemen die eigenlijk miljarden mensen aanbelangen. De Verenigde Naties, waarvan de economische rol uiterst beperkt is gebleven (ondanks de vele voorstellen zoals de oprichting van een Economische Veiligheidsraad) zijn meestal beperkt tot het statuut van en registratiekanaal voor de beslissingen van de Verenigde Staten. De financiële lobby’s en industriëlen hebben dit sinds lang begrepen en hebben hun tenten in Brussel en Washington opgeslagen.

Daartegenover is men verbaasd over de beperking van de sociale strijden door de dorpsmentaliteit die sommige nationale vakbonden soms karakteriseert en door de moeilijkheden die de anti-liberale verzetsbewegingen ontmoeten om tot een werkelijke internationale ontplooiing te komen”.

Alain Gresh in “Le Monde diplomatique”, mei 98