Machtsstrijd in Iran

Naar een einde van het politiek isolement?

In Iran is een politieke machtsstrijd aan de gang tussen conservatieven en hervormingsgezinden. De uitslag van deze machtsstrijd zal bepalend zijn voor de relaties met de buitenwereld. Er tekent zich alvast een dooi aan, maar de conservatieven pogen alsnog roet in het eten te gooien.

De verkiezing in mei vorig jaar van de gematigde Khatami tot nieuwe president was een logisch gevolg van een evolutie die een aanvang nam in 1989. Na het overlijden van Ayatollah Khomeini werd komaf gemaakt met de alleenheerschappij van de Faqih (leider van de revolutie), door naast het geestelijke gezag ook een president te installeren. Op die manier werd gepoogd tegemoet te komen aan de toenemende kritiek op het politieke gezag van de conservatieve geestelijkheid. Sedertdien lijkt het presidentschap weggelegd voor de pragmatici. Het heeft hen echter niet belet om onder leiding van de weggepromoveerde Ayatollah Montazeri, die normaal Khomeini zou hebben opgevolgd, verder een verbeten machtsstrijd aan te gaan met de conservatieven.

Mislukte revolutie

Eigenlijk is de geschiedenis van het vroegere Perzië altijd al een moeilijke evenwichtsoefening tussen religieuze en seculiere macht geweest. In Iran is de heersende godsdienst de Sjitische islam. Het verschil met het Soennisme (de religie van de meeste Arabieren) is het bestaan van een strak hiërarchisch georganiseerde clerus die zich ook mengt in politieke aangelegenheden. Vooral vanaf de 18de eeuw eigenden de religieuze leiders (Ulama) zich heel wat politieke macht toe. Maar onder het regime van het laatste Iraanse koningshuis van de autoritaire Pahlevi’s, werd de machtvan die Ulama gevoelig ingeperkt. Vooral het regime van de laatste Sjah, Mohammed Reza, was een bedreiging voor de geestelijkheid, waardoor deze zich begon te roeren. Ayatollah Khomeini ontpopte zich als boegbeeld van het religieuze verzet. Hij ontwikkelde een hele theorie met als rode draad de onverenigbaarheid tussen de monarchie en de islam. De enige politieke autoriteit behoorde de Ulama te zijn.

In de beginperiode van de Iraanse revolutie moest Khomeini nog een machtsdeling aanvaarden. Na het vertrek van de Sjah in februari 1979, werd die uitgeoefend door een triade van de virulent anti-westerse Hezbollah (partij van god), een groep seculieren met o.m. links tot extreem-linkse groeperin- gen en tenslotte gematigde republikeinen onder leiding van Mehdi Bazargan (de Nationale Bevrijdingsbeweging) die premier werd. Khomeini zou op een handige manier het zeel naar zich toe trekken. Hij legde de vrije meningsuiting aan banden waarbij vooral universiteiten, intellectuelen en vrouwen werden geviseerd. De daaropvolgende periode verliep vrij chaotisch. Het regime bleek niet in staat de economische problemen het hoofd te bieden. De aanslepende oorlog met Irak leidde bijna tot de ineenstorting van het revolutionaire regime. Het uitgeputte Iran wierp voor het eerst strenge islamitische principes overboord en koos noodgedwongen voor een meer realistische koers. De revolutie was een mislukking gebleken. Een interne machtsstrijd kondigde zich aan.

Machtsdeling

Na de dood van Khomeini werd het hoogste gezag toegekend aan de conservatieve Ali Khamenei ten koste van de veel progressievere en kritisch ingestelde Ayatollah Montazeri voor wie deze post nochtans gereserveerd was. In ruil werd het presidentschap ingevoerd. De meer hervormingsgezinde Rafsanjani zou deze plaats innemen en meteen de macht van de Hezbollah terugschroeven. De tweede republiek was geboren.

De verwachtingen waren hoog gespannen. Rafsanjani kreeg echter een moeilijke erfenis. De economie lag in puin. Na de revolutie was de kapitaalkrachtige bourgeoisie uitgeweken. Men hoopte dat de nationalisering van de economie een uitweg zou bieden.

Iran als militaire dreiging

In de VS wordt het militaire potentieel van Iran nauwkeurig in het oog gehouden. Volgens W. Seth Carus van de National Defense University, heeft Iran niet de middelen voor een modem leger dat in competitie kan treden met de VS. Maar toch, aldus de defensiespecialist, iigt daar het gevaar. Door het gebrek aan goede conventionele wapens zou Iran in geval van een gewapend conflict kunnen terugvallen op onconventionele wapens, meer bepaald biologische en chemische wapens. Het discours van Carus is nagenoeg een kopie van de militaire strategie ten opzichte van Irak. Er moet nauw samengewerkt worden met de Arabische bondgenoten van de Gulf Cooperation Council (GCC), om de VS te verzekeren van steun in geval van conflict (‘dual containment’ of ‘dubbele inper-king’-strategie) met Iran (en Irak). Die steun is vooral noodzakelijk om de militaire aanwezigheid van de VS in de golf op een voldoende hoog niveau te kunnen handhaven en Iran en Irak te isoleren.

Carus schat de Iraanse investeringen in nieuwe wapens op 500 tot 800 miljoen dollar per jaar, veei minder dus dan Saudi-Arabië (4,4 miljard) en Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten (samen 2 miljard). Bij de Iraanse aanwinsten horen o.m. nieuwe gevechtsvliegtuigen (Russische Su-24’s, Mig-29*s en Chinese F-7’s), waarvan het operationeel totaal op 175 wordt geschat. De grootste inspanningen gaan naar de modernisering van het arsenaal ballistische raketten. Na de oorlog tegen Irak heeft het Teheran twee nieuwe types aangekocht: Een Noord-Koreaanse versie van de Scud B (Scud C) en de Chinese grond-grond-raket, CSS-8. Bovendien zou Iran zwaar investeren in het perfectioneren van lanceert nstallaties en nieuwe raketsystemen.

Tenslotte gaat vee! aandacht naar de marine. De geografische positie van Iran en het bezit van enkele eilandjes stellen het land in staat om de Perzische Golf militair te domineren. Voor 1995 had Iran geen boten die raketten op ander boten konden lanceren. Nu bezit de Iraanse marine vijf met raketten uitgeruste patrouilleboten van Chinese makelij (Hudong klasse). Vijf andere zijn in bestelling. Twee van de 10 uit Frankrijk geleverde ‘Kaman-raketboten’ zijn eveneens uitgerust met nieuwe raketten.

Maar de landbouw en de industriële productie stagneerden. Iran moest al gauw op grote schaal goederen importeren, wat met een handelstekort gepaard ging. Daar kwam ook nog eens de daling van de olieprijzen bij en de handelsboycot van de VS. Belastingverhogingen, leningen en economische hervormingen, zoals de aanmoediging van de privé-sector losten de problemen niet op. De kloof in Iran tussen rijk en arm daarentegen nam samen met de onvrede toe. In dergelijke omstandigheden was het voor de partij van Ali Khamenei, de Unie van strijdende geestelijken, niet moeilijk om de schuld voor de belabberde toestand volledig in de schoenen te schuiven van de pragmatici. De verkiezingen van 1996 bezorgden de conservatieven een meerderheid in de Majlis (het parlement).

Definitieve ommekeer?

Toch betekende dit geen terugkeer naar de tijd van Khomeini. De bevolking leek eerder Rafsanjani te willen afstraffen voor de gevolgen van zijn liberale politiek. De presidentsverkiezingen van mei vorig jaar bevestigden dit. De presidentskandidaat van de conservatieven, parlementsvoorzitter Ali Akbar Nateq-Nouri, moest toen een smadelijke nederlaag incasseren. Nochtans sprak de invloedrijke clerus van de gemeenschap van leraars van de religieuze school van Qom een voorkeur uit voor Nateq-Nouri met uitzondering van een aantal geestelijken die afstand namen van de school. Het Iraanse volk trok zich blijkbaar weinig van die conservatieve voorkeur aan – en nam wellicht de betutteling kwalijk – en koos met 70 % van de stemmen massaal voor voormalig cultuurminister Mohammed Khatami bij een participatie van 80%.

Sinds deze verkiezingen tekent zich een voorzichtige ommekeer af. Bij zijn beëdiging in augustus vorig jaar spreekt Khatami zich uit voor een meer verzoenende politiek met het westen. Hij wil ook vrouwen en jongeren opnieuw een politieke plaats geven. Symbolisch voor die koerswijziging is de aanstelling van een vrouwelijke vice-presidente, Masoumeh Ebtekar, die ook verantwoordelijke wordt voor de bescherming van het leefmilieu. Maar Khatami krijgt geen vrij spel. Geestelijke leider Khamenei, die op de politieke ladder boven de president staat, waakt voortdurend over elke stap die de nieuwe president zet. Khatami krijgt evenwel veel steun van heel wat jongeren en studenten. Regelmatig komen zij op straat en dat heeft al tot botsingen geleid met de conservatieven. “Wij eisen dat de gids rechtstreeks via algemeen stemrecht wordt verkozen, een beperking op de duur van zijn mandaat, de verduidelijking van zijn prerogatieven en een verantwoording tegenover het parlement”, aldus Heshmatollah Tabarzadi, een studentenleider. Begin dit jaar heeft Ayatollah Khamenei een krachtige waarschuwing gegeven aan het adres van de critici die zijn autoriteit ter discussie stellen: “Als wat zij gedaan hebben illegaal is en als het verraad tegenover het volk is, dan zullen de vertegenwoordigers van de uitvoerende en rechterlijke macht hun plicht doen. Er zal geen sprake zijn van laksheid.” Zelden worden de meningsverschillen tussen de geestelijken zo openlijk uitgevochten. De feitelijke leider van de hervormers, ayatollah Montazeri, spreekt al even rechtuit: “Het is het volk dat een regering aan de macht brengt. Een regering bestaat uit de president en de vertegenwoordigers van het volk. Niemand heeft het recht tussenbeide te komen.”

Westen

Op de Islamitische top in Teheran eind vorig jaar maakte Khatami een opening naar het westen. Hij drukte zelfs zijn respect uit voor  “het grote Amerikaanse volk”, tot voor kort nog de “grote Satan”. Hoewel president Clin-ton daarop stelde “niets liever te hebben dan een dialoog met Iran”, blijven de VS kiezen voor een politiek van ‘dubbele inperking’ (zie ook kader). Die is er op gericht om de banden aan te halen met landen als Turkije, Saudi-Arabië en Jordanië en tegelijk Iran en Irak te isoleren. Iran krijgt nog steeds drie hoofdverwijten naar het hoofd geslingerd, namelijk dat Teheran het internationaal terrorisme sponsort, een kernarsenaal uitbouwt en het vredesproces in het Midden-Oosten tegenwerkt. De Israëlische premier Netanyahu heeft de Joodse lobby in de VS al ingeschakeld om een toenadering met Iran te verhinderen. Jeruzalem is bang dat een verzoening tussen beide staten Israël zal isoleren.

De Amerikaanse houding heeft tot diplomatieke wrijvingen geleid met de Europese Unie. Europa pleit voor een “kritische dialoog” met het Iraanse regime. Die dialoog verloopt moeizaam, vooral nadat een rechter in Berlijn oordeelde dat de moord op 4 Iraanse Koerden het werk was van de Iraanse regering. Het standpunt van Europa is uiteraard niet vrij van belangen. Iran is een belangrijke olieproducent en komt de laatste tijd vooral in het nieuws rond een aantal scenario’s voor het transport van gas en olie via pijpleidingen uit de Kaukasus. Het Franse bedrijf Total sloot in september 1997 – samen met het Russische Gazprom en het Maleisische Petronas – een contract af ter waarde van 2 miljard dollar met de National Iranian Oii Company voor de ontginning van een gasveld – de South Pars Field – in de Perzische Golf. De Amerikaanse wet D’Amato verbiedt nochtans contracten met Iran van boven de 20 miljoen dollar op straffe van sancties voor de betrokken bedrijven in de VS. Total voelt zich echter gesterkt door de steun van de Franse regering (en ook door de EU). Die betwist openlijk dat de Amerikaanse wet geldt voor niet-Amerikaanse bedrijven. De EU wil de zaak aanvechten voor de Wereldhandelsorganisatie (WTO) als de VS de wet toepassen, wat voor heel wat heibel kan zorgen tussen beide economische blokken. Ludo De Brabander