Nigeria: op weg naar nog meer chaos?

Op 1 maand tijd verdwijnen de twee belangrijkste figuren van het Nige-riaanse politieke toneel. Zowel dictator Sani Abacha als de gevangen oppositieleider Moshood Abiola, wiens autoriteit steunt op het winnen van de verkiezingen in 1993, zouden zijn geveld door een hartaanval. Over beide sterfgevallen doen geruchten de ronde dat het gaat om moord door vergiftiging.

De dood van beiden maakt het er niet gemakkelijker op. De bevolking wacht met een bang hart op de plannen van de nieuwe machthebber Ab-dulsalam Abubakar, net als velen van zijn voorgangers een man van het leger.

Crisis

Het is al lang geleden dat er nog iets positief te vertellen viel over het dichtst bevolkte land van Afrika. Zowel op politiek als economisch vlak sukkelt Nigeria van de ene crisis in de andere. Met een productie van 109 miljoen ton (1996) of 3,3% van de wereldolieproductie staat het land nochtans op de twaalfde plaats van de wereldranglijst van olie-producerende landen (vijfde van de OPEC-leden en belangrijkste producent van Afrika). Desondanks kampen Nigerianen dagelijks met een tekort aan petroleumderivaten. De olie, die goed is voor 98 % van de vreemde deviezen, heeft niet verhinderd dat het land economisch aan de grond zit. De schuldenlast bedraagt meer dan 30 miljard dollar, de industriële capaciteit is met meer dan de helft gedaald, het aantal werklozen loopt op tot boven de 10 miljoen (op ca. 100 miljoen inwoners) en de koopkracht van de bevolking daalt elk jaar met meer dan 50 %.

Veel geld verdwijnt in de zakken van corrupte militairen, politici en zakenlui, die een groot deel van de olie-inkomsten afromen nog voor ze de schatkist bereiken. Wat overblijft gaat naar het instandhouden van de macht. In de begroting voor 1997 was niet minder dan 12 % of 17, 5 miljard Naira (1$ = 22 N begin 1997) van de totale uitgaven gereserveerd voor defensie, een stijging met 1,1 % ten opzichte van 1996.

Abacha

Sani Abacha greep de macht op 17 november 1993. Kritiek op de militaire dictatuur pareerde hij door de bekendmaking van een zogenaamd ’transitieprogramma’ waarmee het land op het spoor van de democratie zou worden geholpen. Abacha liet echter niets aan het toeval over: slechts een beperkt aantal partijen mocht meedingen, critici werden de mond gesnoerd of vlogen zonder proces in de gevangenis (zie Vrede nr 326). Met democratisering had dit alles weinig van doen. Zelf schoof hij zich naar voor als enige presidentskandidaat. Om zijn plotse dood 7 juni j.l. zijn er weinig tranen gevallen. De wreedheden van zijn regime maakten hem bijzonder onpopulair. Bij zijn dood, die pas een dag later werd bekend gemaakt, dansten de mensen van blijdschap in de straten van Lagos. Officieel heet het dat Abacha is bezweken aan een hartaanval. Maar het lijkt er eerder op dat hij uit de weg is geruimd. In The Irish Times (15 juli 1998) verklaart een diplomaat met goede contacten in het Nigeriaanse leger, dat hij is vergiftigd. Zijn ongewoon snelle begrafenis en het geheimzinnige gedoe daarrond, geeft voedsel aan die bewering.

Leger houdt touwtjes in handen

Het is nog gissen wat de nieuwe sterke man, Abdulsalam Abubakar (56), Abacha’s loyale (?) stafchef van defensie, van plan is. Van hem wordt gezegd dat hij in tegenstelling tot zijn voorganger, geen politieke ambities koestert. Maar hij komt uit het gevolg van Abacha en had zelfs de hand in het militair tribunaal dat de voormalige nummer twee, generaal Olapido Diya, en vijf andere hoge officieren tot de dood heeft veroordeeld voor een poging tot staatsgreep eind vorig jaar. Abubakar is vriend en buurman van voormalig dictator Babangida, die zelf met harde hand regeerde van 1985 tot 1993. Abubakar wordt nu zwaar gesteund door Babangida en is wellicht een soort compromisfiguur binnen het leger. Zijn belangrijkste bekommernis lijkt het land uit het internationaal isolement te halen. Kort na zijn aanstelling liet hij een aantal prominente politieke gevangenen vrij, onder wie Olusegun Obasanjo de enige voormalige militair die de macht daadwerkelijk aan een burgerregering overdroeg en Beko Ransom Kuti, een bekend mensenrechtenactivist. Maar hij lijkt ook te blijven vasthouden aan het ‘democratiseringsprogramma’ van Abacha, dat oorspronkelijk zijn finaliteit kende op 1 oktober 1998, dag waarop een nieuwe president zou worden verkozen. De timing is wat bijgestuurd: de verkiezingen worden verschoven naar mei 1999. Voor de rest is het nog koffiedik kijken. Meteen na zijn intrek in Aso Rock, het presidentieel verblijf in de hoofdstad Abuja, heeft hij de vijf officiële partijen die gezien worden als creaties van Abacha, geconsulteerd. Pas nadien volgden enkele schuchtere pogingen naar de oppositie toe. Hij heeft daarbij ontmoetingen gehad met een aantal belangrijke oppositieleiders. Een aantal onder hen spreekt zich hoopvol uit.

Het land wil geen militairen meer aan de macht

Hoe groot de kloof tussen oppositie en regering ook moge zijn, minstens op 1 vlak lijkt een consensus te groeien. Uit verschillende hoeken is men het er over eens, dat het tijdperk van de militairen afgelopen is. De kans dat de toekomst inderdaad aan civiele politic! toebehoort, is vrij reëel. Heel wat hooggeplaatste militairen willen zelf een einde maken aan de opeenvolgende reeks militaire dictaturen die het land sedert de onafhankelijkheid besturen, De G-18, een groep van 18 eminente politieke leiders uit het noorden, onder wie tal van militairen en oud-ministers (wat hun gewicht onderstreept), bracht de bal aan tiet rollen met de verspreiding van een memorandum met een opsomming van 19 argumenten tegen de deelname van Abacha aan verkiezingen. Het initiatief kreeg al gauw opvolging door een verklaring van een andere oppositiegroep, de G-34, geleid door voormalig vice-president Alex Ekwueme. Die verklaarde dat volgens de door Abacha zelf ontworpen wet, militaire officieren geen kandidaat kunnen zijn voor het presidentschap. Meteen wordt aangegeven dat de toekomstige president een burger moet zijn.

Ook de oude garde laat van zich horen. Ernest Shonekan, invloedrijk voormalig hoofd van de interimregering in de periode voor Abacha, wil éai er een einde komt aan het militaire regime. Zelfs generaat Ibrahim Babangida, ex-president en vermoedelijk de mentor van Abubakar, zegt dat een militaire regering irtternationaal niet meer wordt geaccepteerd. En nog een voormalig dictator, generaal-majoor Bubari, zegt dat het tijd is voor democratische verkiezingen. intussen hebben een aantal actieve hooggeplaatste militairen gelijkaardige geluiden laten horen.

Het lijkt er op dat Abubakar geen andere keuze rest dan plaats te maken voor eer» burgerregering. Dit stuit niet uit dat de militairen achter de schermen verder aan de touwtjes zullen trekken in een nep-democratie vergelijkbaar met pakweg Turkije. Wie over politieke macht beschikt, controleert ook de olie-inkomsten. Bovendien blijft de schrik van de militairen er in zitten dat een burgerregering niet in staat zal zijn een uiteenvallen van het land te voorkomen. Leger, maar ook politici uit het noorden, vrezen een herhaling van de Biafra-oorlog. Verkiezingen zouden het land wei eens kunnen opdelen langs etnische scheidslijnen en een einde maken aan de dominantie van het islamitische noorden.

LDB

Abiola

In het hart van de Nigeriaanse politieke crisis, speelt de rivaliteit tussen noord en zuid. In het islamitische noorden leven de Hausa-Fulani. In het zuidwesten vormen de overwegend christelijke Yoruba en in het zuidoosten de christelijke en animistische lbo de grootste groep. De machtsbasis van het leger ligt in het noorden. Terwijl de belangrijkste oppositiebeweging veel aanhangers telt in het zuidwesten. Maar de oppositie is over zowat alles verdeeld. Alleen rond de figuur Moshood Abiola bestond enige consensus, zowel in noord als in zuid. Abiola, die de verkiezingen van 12 juni 1993 zou hebben gewonnen (de uitslag werd nooit officieel bekendgemaakt), is nochtans een Yoruba en bovendien geen onbesproken figuur. Deze miljonair en voormalig vice-voorzitter van de multinational ITT zou zich onder meer hebben verrijkt door corruptie. Met de dood van Abiola, vlak voor zijn mogelijke vrijlating, valt ook de laatste overeenstemming tussen de grote etnische groepen weg. Het valt te verwachten dat de oppositie verder verdeeld geraakt.

De voorzitter van NADECO (de nationale Democratische Coalitie; de grootste oppositiekoepel met vooral aanhangers onder de Yoruba in het zuidwesten), Abraham Adesanya, die door Abacha nog beschuldigd werd van achter een reeks van aanslagen te zitten (zie Vrede nr. 326), heeft intussen een onderhoud gehad met generaal Abubakar. Hij suggereerde de machthebber om de verkiezingsplannen te laten vallen en eerst een regering van nationale eenheid te vormen. Volgens NADECO zijn onder de huidige omstandigheden geen ernstige verkiezingen mogelijk. In de overgangsregering zouden 24 “gerespecteerde Nigeria-nen” moeten zetelen uit de 6 hoofdregio’s. Zij zouden zelf hun voorzitter kiezen. Het is hun taak om een soevereine nationale conferentie op te zetten die een nieuwe grondwet in mekaar moet boksen en tenslotte nieuwe verkiezingen voorbereidt. Maar dit NADECO-plan valt niet in goede aarde bij een deel van de oppositie in het noorden. Een van de leiders aldaar, Umaro Dikko, een voormalig minister, ziet meer heil in nieuwe verkiezingen en blijft daarmee vasthouden aan het oorspronkelijke verkiezingsplan. Dat tijdsschema lijkt nochtans moeilijk vol te houden. Ook de pas vrijgelaten opposant Olusegun Obasanjo, van oorsprong nochtans Yoruba, is niet te vinden voor een overgangsregering. In een interview met het blad Jeune Afrique stelt hij dat er best zo vlug mogelijk verkiezingen worden uitgeschreven.

Ludo De Brabander