Socialistisch eiland in kapitalistische oceaan

Interview met Mark Vandepitte over zijn boek: ‘De gok van Fidel. Cuba tussen socialisme en kapitalisme?’

In De Standaard der letteren kreeg het boek van Mark Vandepitte de wat smalende titel “(allemaal:) ‘lang leve Fidel!’ mee. Het was slaan en zalven: de auteur als volkscommissaris en leermeester. Mark Vandepitte maakt in zijn boek inderdaad geen geheim van zijn ideologische voorkeur en dat kan de Standaard natuurlijk niet aan zich voorbij laten gaan. Nergens gaat Vandepitte evenwel de sloganeske toer op. Hij schreef een eerlijk en degelijk onderbouwd boek. Iets te onderbouwd misschien, want het staat bol van cijfers wat het boek niet meteen tot aangename bedliteratuur maakt. Mark Vandepitte: “In de Cubaanse samenleving gaat prioritair aandacht naar de economie. Vandaar dat economie de hoofdbrok uitmaakt van mijn boek. Maar sociale (hoofdstuk I) en politieke (hoofdstuk IV) aspecten geef ik toch de nodige ruimte. In Cuba is pas vanaf 1996 de aandacht een beetje verplaatst naar het politiek-ideologische, omdat intussen het ergste achter de rug is.”

“De titel van het boek slaat op de periode halverwege de jaren tachtig, toen de Cubaanse buitenlandse handel voor meer dan 80% afhankelijk was van de COMECON, en dan vooral van de Sovjetunie. Toen de economie in de Sovjetunie stagneerde – en Cuba volgde, want het was er een kopie van -paste Gorbatsjov een recept toe: de Perestroïka. In wezen deed Gorbatsjov niets anders dan het socialisme proberen te genezen door een beroep te doen op het kapitalisme. Terwijl heel de wereld stond te applaudisseren, koos Cuba voor een andere weg: de rectificatie (1986) of terug naar de wortels van het socialisme. Dit was niet evident: uitgerekend het land dat het meest afhankelijk was van de Sovjetunie, zegt neen tegen de koers van Gorbatsjov. Fidel Castro had blijkbaar goed gegokt, want 5 jaar later was het gedaan met de Sovjetunie.”

“Meestal maakt men de fout door het socialistisch karakter van een land te meten aan de mate waarop het (orthodoxe) leerboekje wordt gevolgd. Ik denk dat dit verkeerd is. Elke revolutie moet zich waarmaken binnen zeer

concrete omstandigheden en die zijn zeer moeilijk en verre van ideaal. Het is ongetwijfeld zo dat Cuba in de jaren negentig een belangrijke stap terug heeft moeten zetten. Het land kwam uit een economische depressie, waardoor een aantal toegevingen moesten worden gedaan. Maar niet omdat men niet meer gelooft in het systeem. Daarin verschilt Cuba van Vietnam, de Sovjetunie en van wat men nu ook in China aan het doen is. De hervormingen in Cuba gebeuren zo beperkt en zo gecontroleerd mogelijk, vandaar dat ik het in mijn boek heb over Bonsai-kapitalisme. Maar de toegevingen zijn wel onvermijdelijk, Cuba is immers een communistisch eiland in een kapitalistische oceaan.”

“Ik ga er van uit dat socialisme altijd moet steunen op de brede laag van de bevolking, anders komt het toch in de problemen. In de Sovjetunie was het systeem al een tijdje aan het degenereren. In Cuba is men de Sovjetunie daarin gelukkig niet te volgzaam geworden. Voor de belangrijkste economische beslissingen, zeker met sociale implicaties, werden steeds alle volkslagen geraadpleegd. Indien een maatregel niet de goedkeuring van het volk wegdraagt wordt ze ook niet toegepast. Als we zien hoe dat de Maastrichtnorm tot stand is gekomen, kunnen we daar misschien nog van leren. Het is een van de redenen waarom het systeem in Cuba ondanks de grote moeilijkheden nog altijd overeind is gebleven. Men heeft er alles aan gedaan om de crisis zo gelijk mogelijk te verdelen over de bevolking en de basisvoorzieningen gratis te houden.”

“Cuba heeft het zeer moeilijk gehad, maar nu lijkt het ergste achter de rug. Hoewel de wet Helms-Burton (economische boycot VS, nvdr) zich laat voelen. Aan het groeiritme van de laatste drie jaar, kan je stellen dat Cuba binnen 7 a 10 jaar terug op het niveau van 1989 staat. Natuurlijk zal de crisis sporen nalaten bij de bevolking, we moeten ons daar geen illusies over maken. Er is nog steeds grote schaarste op de markt. Dat is de sociale kost. Het valt te hopen dat de consumptie gauw weer aanzwengelt.”

“Er is zeer veel vers kapitaal nodig om de productiestructuur om te schakelen en te diversifiëren, zodat het land minder afhankelijk wordt van het buitenland. Voor een zelfvoorzienende landbouw bijvoorbeeld, is er een gebrek aan zowat alles: aan energie, wisselstukken, bestrijdingsmiddelen en meststoffen,… Veel kan niet meer machinaal gebeuren, terwijl de bevolking niet staat te springen om op het land te gaan werken. Die woont vooral in de steden en is hoog geschoold. Ook in België zou dit moeilijk zijn.”

“Cuba is vanaf ’91 eigenlijk met een oorlogseconomie gestart. En uiteraard is dat een centraal geleide planeconomie. In ons neoliberaal klimaat wordt daar zeer smalend over gedaan. Alleen moet je vaststellen dat wanneer je de planeconomie op wereldschaal bekijkt, Cuba qua omzet op de 72ste plaats komt. De 71 voorgangers zijn allemaal transnationale bedrijven, die het uitermate goed doen. Dus, wat zou de planeconomie niet werken? Die grote bedrijven zijn op en top planeconomieën: alles wordt tot in de puntjes voorbereid, uitgetekend en uitgevoerd.”

“Ik geef grif toe dat de jongeren een risicogroep vormen. Er zijn 7 % werklozen. 60 % daarvan zijn vooral jongeren met een diploma. Dat zijn mensen die niet direct een perspectief hebben. Zij zien ook de toeristen. Daar moet in de toekomst hard aan gewerkt worden. De VS doen extra inspanningen om die groep te bewerken. Wel stel je vast dat de communistische jeugd goed werkt en zeer dynamisch is. Op nieuwjaarsnacht zijn we op hun initiatief met honderden naar de suikerrietvelden getrokken om er te werken, hoewel de meesten rechtstreeks van een fuif kwamen en geen oog hadden dicht gedaan. Ik vond dat een vrij indrukwekkende mobilisatie.”

Ludo De Brabander

Mare Vandepitte. De gok van Fidel. Cuba tussen socialisme en kapitalisme? Berchem, EPO, 1998, 238 blz., 698 fr.