Verkiezingen

“Zwarte vrijdag in Frankrijk”

Zoals wij onze “zwarte vrijdag” hebben gekend hebben ook de Fransen hun “zwarte vrijdag” beleefd. Met andere woorden de vaststelling dat extreem-rechts een reëel gevaar betekent.

Daar waar het rechtse blok, RPR en UDF voorheen 19 op de 21 regio’s beheerde, bleek dat, na de verkiezingen van 15/3, links in tien nieuwe regio’s een relatieve meerderheid had behaald en in vier andere het zelfde aantal zetels had dan rechts.

Het is in Frankrijk een republikeinse traditie dat de groep die in regionale verkiezingen relatief de meeste zetels behaalt het voorzitterschap van de regio bekomt. De verkiezingen van de voorzitters van de regio’s op vrijdag 20/3 moesten, in min of meerdere mate, deze traditie bevestigen, maar het zou in verschillende regio’s anders uitdraaien. Het is goed om weten dat reeds, tijdens de verkiezingscampagne, het Front National aan RPR en UDF zijn diensten had aangeboden om met de stemmen van hun afgevaardigden de meerderheid van rechts te verzekeren. Voor het FN was dit de gedroomde kans om zich in de openbare opinie, als een partij zoals de andere, aanvaardbaar te maken.

De leiding van de RPR en het UDF wezen dit voorstel van de hand en bevestigden geen samenwerking te willen met een racistische en fascistische partij. Voor deze argumenten bleken een aantal regionale leiders van bovengenoemde partijen, die hun machtspositie in de regio zagen verdwijnen, geen oor te hebben. Zoals voor de oorlog rechts de kant koos van extreem-rechts tegen het volksfront, beweerden ze ook vandaag liever met extreemrechts samen te werken dan te moeten toezien dat de “so-cialo-communisten” in hun gewest aan de macht zouden komen.

In vijf regio’s onderhandelden de kandidaat-voorzitters van het UDF met het FN. op basis van het voorstel van J.M. Le Pen en Bruno Mégret (die deze tactiek had uitgedokterd) dat ze slechts een deel van het programma van de F.N. moesten overnemen.

J.-J. Blanc (Languedoc-Roussillion), Ch. Millon (Rhönes-Alpes), J.P. Soissons (nog een van de ministers van Mitterrand) – (Bourgogne), B. Harrang (Centre) en Ch. Braun (Picardie).

Het nationaal bestuur van RPR en UDF maakte meteen bekend dat al wie tot voorzitter gekozen werd met de stemmen van het F.N. zou uitgesloten worden, wat onmiddellijk werd uitgevoerd. In enkele andere regio’s waar voorzitters met de steun van het F.N. verkozen werden dienden deze direct ontslag in. Ook J.P. Soissons uit de Bourgogne, die in de vorige legislatuur dank zij stemmen van het F.N. voorzitter werd, nam ontslag. De vier anderen weigerden. Het is nu afwachten hoe de volgende verkiezingen van de voorzitters in die betwiste regio’s gaan verlopen. Gezien in de regio’s lle-de-France (Parijs en omgeving) en Paca (Alpes Maritime-Azurenkust) dank zij maneuvers slechts op maandag 23/3 de voorzitters moesten verkozen worden, liet J.M. Le Pen, bewust van zijn eerste overwinningen, het masker vallen.

De verkozenen van het F.N., verklaarde hij, zouden in de lle-de-France voor de kandidaat van de RPR stemmen in ruil voor de stemmen op zijn naam in de regio PACA waar hij zich persoonlijk kandidaat stelde. De uitslag van de tweede ronde van de kantonnale verkiezingen had ondertussen aangetoond dat de combines van sommige leiders van de rechtse partijen door de kiezers veroordeeld werden.

Het lle-de-France en PACA gingen naar een socialistisch voorzitter en een linkse meerderheid. De conclusie die uit “zwarte vrijdag” moet getrokken worden is dat extreem-rechts een groeiende invloed heeft op sommige middens in de rechtse partijen. Waren het destijds in Duitsland ook niet de rechtse partijen die aan Hitler, die een parlementaire meerderheid had, het kanselierschap aanboden?

Electoraal kan nochtans niet gezegd worden dat het FN, in het voor haar nochtans gunstig proportioneel kiessysteem, met een vooruitgang van + 0,20 % een formidabele overwinning heeft behaald.

Het valt ook op dat, ondanks de met reden bestaande misnoegdheid over de werkloosheid, de onrechtvaardigheid en de schandalen dat 42 % onthouders het niet wenselijk hebben gevonden hun stem aan extreem-rechts te geven. Mogelijks willen deze nog enig krediet geven aan de linkse meerderheid die pas acht maanden in de regering zit en zij het niet periecte, dan toch enkele positieve wetsvoorstellen heeft gestemd.

Het moet deze linkse regering wel duidelijk zijn dat zij voor links de regering van de laatste kans is. Na de ontgoochelingen over de Mitterrandperiode zijn dringend positieve resultaten onontbeerlijk. Dit betekent alle aandacht schenken aan de tewerkstelling en rekening houden met de verzuchtingen van de bevolking, (zie uitslag onderaan)

André De Smet

Duitsland – Deelstaat -1/3/98

Met belangstelling werd uitgekeken, op enkele maanden van de nationale verkiezingen, naar de uitslag van de verkiezingen in de deelstaat Neder-Saksen. De SPD, onder leidng van de uittredende premier Gerard Schröder, behaalde er, buiten verwachting, een overwinning met 47,9% (tegen 44,3% in ’94) van de stemmen en 83 zetels (+2). De CDU van kanselier Kohl die, door aan een tiental meetings deel te nemen, de nationale inzet van deze verkiezingen onderschreef, bekwam 35,9 % (36,4 % in ’94) en 62 zetels (-5), meteen de slechtste uitslag sinds het einde van de tweede wereldoorlog. De Groenen behaalden 7 % (7,4 % in ’94) en 12 zetels (-1) en de Liberale FDP, die nationaal met Kohl regeeert, bekwam 4,99 % (3,7 % in ’94), diversen 1,5% (1,6 in ’94). Schröder die vooraf had bekend gemaakt zich in september geen kandidaat te zullen stellen voor het kanselierschap indien hij meer dan 2 % van zijn stemmen zou verliezen t.o.v. 1994 haalde dus zijn slag thuis. Prompt werd hij door de SPD als kandidaat tegen Kohl aangeduid. Met deze werd de politiek van de regering Kohl afgestraft. De stijging van de BTW op 1 april en de bijna 5 miljoen werklozen zijn hem fataal geworden. De vraag is nu of Schröder, die in de SPD als een centrumfiguur wordt beschouwd, voor een andere politieke en economische aanpak zal zorgen. Kort geleden sprak hij zich nog uit tegen het initiatief van de linkse Franse regering om de 35 uur werkweek in te voeren.

Geruchten doen de ronde, zoals zou kunnen verwacht worden, dat hij bij een overwinning niet een rood-groene coalitie zou nastreven maar wel een “grote coalitie”, een monsterverbond met de CDU-CSU. Het is echter afwachten in welke richting het gaat.

De twee laatste deelstaat verkiezingen die de nationale verkiezingen op 27 september vooraf gaan, o.m. in Saksen-Anhalt in april en september in Beieren zullen ons reeds een betere kijk geven.

Nederland – Gemeenten – 4/3/98

Een opkomst van slechts 61 % was het diepterecord voor een deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen in

Nederland. De lokale partijen maakten er een goede beurt gezien ze samen 17 % van de stemmen behaalden en in sommige steden o.m. Utrecht, en Hilversum als sterkste partij uit de bus kwamen. Ook in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag deden ook de linkse partijen het goed.

De PvDA en premier Kok behaalden 23,5 % (24 % in ’94 in de parlementsverkiezingen).

De liberale VVD van Bolkestein 20,4 % (19,9 in ’94). D’66, de derde regeringspartij met minister Van Mierlo kende met 4,9 % (15,5 % in ‘ 94) een volledige afgang.

De christen-democratische oppositiepartij CDA 23,8 % (22,2 in ‘ 94).

Een aanzienlijke vooruitgang werd geboekt door Groen Links 9,7 % en de socialistische partij met 4,5 %. De vraag is nu of deze uitslagen invloed zullen hebben op de parlementsverkiezingen die in mei moeten plaats hebben, (zie artikel)

Colombia – Parlement – 8/3/98

De verkiezingen kenden alles behalve een normaal verloop. De guerrillabewegingen hadden vooraf een boycot aangekondigd. Ze klaagden aan dat deze verkiezingen slechts een corrupt regime zouden bevestigen. De stemonthouding bedroeg 65 tot 70 procent en de opkomst nog lager dan in 1994.

Uit de weinig gekende resultaten blijkt dat de Liberalen van president Ernesto Samper in de senaat 48 zetels behaalden (-6), de Conservatieven 14 (-6) en de overige 40 zetels verdeeld werden onder de 22 partijen en bewegingen die zich anti-politici opstelden.

President Samper werd na de laatste presidentsverkiezingen reeds beschuldigd voor zijn kiescampagne geld te hebben gekregen van de drugsmaffia. Wie ging stemmen kreeg een verkiezingscertificaat. Dit document geeft recht op een vermindering bij de inschrijving aan een universiteit, laat toe de militaire dienst een maand uit te stellen en geeft voorrang voor het verkrijgen van een woning, een beurs of officiële functies. Het heeft de mensen niet overtuigd om te gaan stemmen.

Denemarken – Parlement -11/3/98

De opkomst bij deze verkiezingen bedroeg 86 % tegen 84,3 in 1994.

Uittredend premier, de sociaal-democraat Rasmussen, won op het nippertje dankzij de stemmen uit het zelfstandige Groenland en de Faroër eilanden.

Dankzij deze laatsten behielden de sociaal-democraten en radicaal-liberalen met 90 zetels op de 179 de meerderheid. De uitslag zag er als volgt uit: Sociaal-Democraten 36 %, Liberalen 24 %, Conservatieven 8,9 %, Socialistische Volkspartij 7,5 %, Deense Volkspartij 7,4 %, Centrum Democraten 4,3 %, Radicaal Liberalen 3,9 %, Eenheidslijst 2,7 %, Christelijke Volkspartij 2,5 % en Vooruitgangspartij 2,4 %. De racistische extreem rechts Deense Volkspartij verhoogde haar zetelaantal van vier naar dertien. Op 26 mei moeten de Denen opnieuw naar de stembus om zich in een referendum uit te spreken over het verdrag van Amsterdam en de uitbreiding van de Europese Unie.

Frankrijk – Regionale -15/3/98

De regio’s is een structuur die slechts een paar jaar geleden werd ingevoerd. In de metropool zijn er 21 regio’s. De regio is een bundeling, in aantal verschillend van regio tot regio, van meerdere departementen.

De verkiezingen zijn, in tegenstelling met de meest andere verkiezingen, zoals de Europese, proportioneel en verlopen dus in een stemronde. Meestal vormen met deze formule, de regio’s een soort gemeenschappelijke lijst om het maximum van verkozenen te winnen.

In de meeste regio’s hadden de regeringspartijen, PS, K.P., Groenen, linkse socialisten en radicalen zich gebundeld onder de naam “Gauche-plurielle”. Rechts dienden de vroegere regeringspartijen UDF en RPR een gemeenschappelijke lijst in. Andere partijen dienden afzonderlijke lijsten in. Uiteindelijk zagen de resultaten voor de verschil-lene partijen er als volgt uit: P.S. (soc. partij): 395 verkozenen; PCF (Comm. partij): 148; Groenen: 69; DVE (diverse ecologisten): 4; L.O. (Trotskisten van A. Laguiller): 20; LCR (links radicalen): 27; DVG (diverse linksen): 24; REG (regio-nalisten): 1; SE (diversen): 8; CPNT (jacht, visvangst en traditie): 30; G.E. (generatie ecologie): 3; UDF (Unie v. democratie): 267; RPR (Beweging voor democratie): 282; DVD (versch, rechtsen): 81; MPF (beweging v. Frankrijk): 14; FN (Front National: 275 Exd (extr. rechts): 4. De P.S. wint t.o.v. 1992 bij de 890 zetels, de PCF van zijn kant 34, de RPR, UDF en DVD verliezen samen 86 zetels. Het FN wint er 37.

De uitslag weerspiegelde noch de vooruitgang die men voor de regeringspartijen had verwacht noch de achteruitgang die in de opiniepeilingen voor de rechtse partijen voorzien was.

Ook de vooruitgang van het F.N. was mimiem. Waar echter iedereen rekening moet mee houden is het record aantal kiezers, 42 %, die aan de stemming niet hebben deelgenomen.

Bij de verkiezingen in 1993 bedroeg dit voor dezelfde verkiezingen 32 %.

Frankrijk – Kantonnale – 22/3/98

De kantonale verkiezingen, die in twee ronden doorgaan, zijn bestemd om door deze verkozenen (een per kanton) de departementsraden te verkiezen.

Slechts kandidaten die meer dan 12 % van de in de eerste ronde uitgebrachte stemmen achter hun naam krijgen mogen aan de tweede ronde deelnemen. Dit heeft voor gevolg dat er tussen de partijen afspraken worden gemaakt. Meestal zijn deze verkiezingen een duel tussen de twee beste geplaatste uit de eerste ronde (gezien de minst goed geplaatste in de linkse of rechtse partijen zich terugtrekt). Soms behoudt ook het F.N. of een andere partij zijn kandidaat. Totaal van de bekomen zetels in de metropool (overzeese gebieden niet inbegrepen):

  • P.S.: 654 (+340);
  • P.D.F.: 143 (+36),
  • MDC: 11 (+1);
  • DRG: 36 (+6);
  • DVG (versch. links): 166;
  • Groenen: 2 (+1);
  • Extr. Links: 8 (-3);
  • Ecologisten: 1 (+1);
  • Verscheidene: 5 (+3).
  • RPR: 309 (-173);
  • UDF: 337 (-191);
  • verschillende rechts: 363 (-53);
  • Front National 3 (+3).

De verkiezingen gingen door in 2938 kantons. Links won 10 departementen zodat ze nu de minderheid heeft in 32. 44,97 van de kiezers nam niet aan de stemming deel in de tweede ronde en 5,49 % stemde blanco.

Oekraïne – Parlement – 29/3/98

De Oekraïne is een van de staten van de ex-sovjetunie die sinds zijn onafhankelijkheid met ontzaglijke moeilijkheden worstelt en waar de bevolking ongelooflijke problemen heeft. Naar de verkiezingen van 29/3 werd dan ook met belangstelling uitgekeken.

De opkomst van 69,6 % van de kiezers (74 %) in 1994 bevestigt dit. In totaal behaalden de uitgesproken linkse lijsten met 173 zetels van de 450 te verdelen mandaten, 41,5 % van de zetels die het parlement uitmaken. Oekraïne heeft een één kamerstelsel. De communisten zouden 129 (+ 50) behaald hebben, het blok van de socialisten en boeren 37, de socialistische progressieven 18 en de Oekraïense arbeiderspartij 3. Zo de invloed van deze partijen aanzienlijk toeneemt dan behalen ze echter niet de absolute meerderheid die hun zou toegelaten hebben de grondwet te wijzigen en ieder veto van de president te verhinderen.

De rechtse – en centrumpartijen die, in het perspectief van de presidentsverkiezingen in de herfst van 1999 uiteengevallen zijn, kregen harde klappen.

De belangrijkste zes zullen in het parlement vertegenwoordigd zijn door: Roukh (nationalistisch) 46 zetels, de Democratische Volkspartij 36 zetels (de partij van de huidige eerste minister Valery Poustovoitenka), de Groenen 19 zetels, de Sociaal-Democratische Unie 17 zetels (partij van de gewezen president Kravtchouk), de Agrariërs 36 zetels en de Hromada (partij van de gewezen eerste minister Pavlo Lazarenko) 123 zetels.

De verkiezingen zijn verlopen volgens het mixte stelsel, d.w.z. de helft van het parlement wordt proportioneel verkozen op de partijlijsten, de communisten behaalden 92 op de 225 zetels, wat 40,8 % uitmaakt en de andere helft wordt in de kiesdistricten volgens het meerderheidsstelsel verkozen. Opvallend was hier dat uitzonderlijk veel onafhankelijken verkozen werden (114 op de 225 zetels) waarvan velen de zakenwereld vertegenwoordigen.

President Leonid Koutchma verklaarde zijn reformistische politiek in samenwerking met het parlement te zullen verder zetten wat o.m. de uitvoering inhoudt van de door hem afgesloten overeenkomst met het Internationaal Munt Fonds (IMF).

Het is afwachten of dit met de nieuwe samenstelling van het parlement zal mogelijk zijn.

Informatie en commentaar: André De Smet.