Frisse winden wekken strelend bloem en veldgewas. Een schuchter zonnetje komt reeds schijnen ’s morgens vroeg op mijn terras. O, wat speels geluid daarbuiten nu d’eerste merels vechtend Fluiten. ’t Is net of ’t leven blij ontwaakt na een lange winterslaap. De bomen en het struikgewas getooid met katjes glanzend zacht. Alles kleurt in voorjaarspracht nu de nieuwe lente op mij wacht. |
De blijde mei is daar! Zie, hoe wonderbaar het leven In de natuur zich openbaart, alles groeit, alles bloeit terwijl het bijtje onvermoeibaar stoeit. Blauwe luchten zie ik rusten. De vijver parelt in de zon. ‘k Voel in mij een blij ontwaken, de lentevreugd is in mijn hart. Nu de avond mij komt bevangen met een innig, vroom verlangen en reine klanken zweven rond de veldkapel weet ik … de blijde mei is daar! |